|
|
 |
|
|
Een lijfrente is volgens de definitie van artikel 1.7 Wet IB 2001:
Een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering
- op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen
- die eindigen uiterlijk bij overlijden,
- welke aanspraak niet kan worden
- afgekocht,
- vervreemd,
- prijsgegeven, of
- formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen
Een uitzondering op de laatste voorwaarde is het dienen van de aanspraak als zekerheid voor bepaalde belastingschulden en -achterstanden.
Wanneer de verzekeringspolis het recht van winstuitkeringen kent, vallen deze ook onder de lijfrentedefinitie.
De premies die voor een lijfrente betaald worden zijn aftrekbaar als uitgave voor inkomensvoorziening bij degene die deze premies zijn verschuldigd. De uitkeringen zijn in de toekomst belast in box 1.
Met een lijfrente wordt ook gelijkgesteld een aanspraak op een
periodieke uitkering waarvan de hoogte van de termijnen niet voor de
gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld (de unit linked-
lijfrenten). Wel moet dan voldaan worden aan de voorwaarden van artikel 2a
van de Uitvoeringsregeling IB 2001. (Zie verder unit linked.)
Sinds de invoering van de 'Wet Banksparen' op 1 januari 2008 (feitelijk een aantal wijzigingen en aanvullingen in de Wet IB 2001) wordt onder een lijfrente mede verstaan een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht.
|
|
|
|