Begrip lijfrente

Combinaties
In een polis van een (gerichte) lijfrente kan een combinatie van lijfrentevormen zijn verzekerd. De combinatie van een oudedagslijfrente en een nabestaandenlijfrente komt vaak voor. Verzekeringsmaatschappijen hanteren in dat geval meestal een opsomming van de begunstigden voor de lijfrenten. De eerstgenoemde persoon is de begunstigde van de oudedagslijfrente en de volgende personen in de genoemde volgorde zijn de begunstigden van de nabestaandenlijfrente. In een dergelijke vorm is premieaftrek voor beide typen lijfrenten mogelijk.

Daarnaast komen andere combinaties van lijfrenten voor, waarbij één van deze lijfrentevormen niet aan de specifieke eisen voldoet. In dat geval is uitsluitend voor het premiedeel dat voor de lijfrentevormen die wel aan de voorwaarden voldoen, premieaftrek mogelijk en moet premiesplitsing plaatsvinden.

Splitsbaar

Het komt voor dat in een polis één lijfrente is vormgegeven die als geheel niet aan één van de wettelijk omschreven lijfrentevormen voldoet. In dergelijke gevallen kan toch de totale premie voor aftrek in aanmerking komen, als de lijfrente geheel is te herleiden tot twee of meer lijfrentevormen die ieder voor zich wel kwalificeren. Komen de premies boven het maximum aftrekbare bedrag voor de desbetreffende lijfrentevorm uit, dan is uitsluitend het te hoge bedrag niet aftrekbaar.

De Staatssecretaris geeft in zijn Besluit van 2008 het volgende voorbeeld:
Verzekerd is één lijfrente die ingaat op 65-jarige leeftijd en die uitsluitend eindigt bij overlijden. Gedurende de eerste 5 jaren bedragen de lijfrentetermijnen € 30 000 per jaar. Daarna € 20 000 per jaar. Als geheel voldoet deze lijfrente niet aan de voorwaarden omdat geen sprake is van – behoudens indexering – gelijke jaarbedragen. Omdat de lijfrente fiscaal kan worden onderscheiden in een tijdelijke oudedagslijfrente met een looptijd van (ten minste) 5 jaren van € 10 000 per jaar en een levenslange oudedagslijfrente van € 20 000 per jaar, is deze lijfrente als geheel aan te merken als een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 van de Wet IB 2001.

Is sprake van een verzekerde lijfrente die niet geheel is te herleiden tot twee of meer lijfrenten die ieder voor zich voldoen aan de wettelijke voorwaarden, dan is het niet mogelijk de totale premie te splitsen. In dergelijke gevallen komt de totale premie niet voor aftrek in aanmerking.

De Staatssecretaris geeft in zijn Besluit van 2008 het volgende voorbeeld:
Verzekerd is één lijfrente die ingaat op 65-jarige leeftijd en die uitsluitend eindigt bij overlijden. Gedurende de eerste 3 jaren bedragen de lijfrentetermijnen € 30 000 per jaar. Daarna € 20 000 per jaar. Als geheel voldoet deze lijfrente niet aan de voorwaarden omdat geen sprake is van – behoudens indexering – gelijke jaarbedragen. De lijfrente kan fiscaal niet worden onderscheiden in een tijdelijke oudedagslijfrente met een looptijd van (ten minste) 5 jaren van € 10 000 per jaar en een levenslange oudedagslijfrente van € 20 000 per jaar. Deze lijfrente is als geheel niet aan te merken als een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 van de Wet IB 2001.

« terug

Wet IB 2001:

Zie ook: