Art. 212 Pensioenwet
Ontheffing
   1.De toezichthouder kan desgevraagd in bijzondere gevallen van het bepaalde bij of krachtens artikel 147, eerste en tweede lid, ontheffing verlenen, indien hij van oordeel is, dat de belangen van de personen die betrokken zijn bij een pensioenregeling voldoende gewaarborgd zijn.

   2.De toezichthouder kan desgevraagd in bijzondere gevallen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 99, 100, 101, 109 en 110 ontheffing verlenen, indien het pensioenfonds ook pensioenregelingen uitvoert waarop de sociale en arbeidswetgeving van een andere lidstaat van toepassing is.

   3.De ontheffing wordt verleend bij beschikking.

Artikel 213 geeft nadere voorschriften inzake ontheffing:
   1.De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

   2.Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

   3.De ontheffing kan worden ingetrokken wanneer:
      a. een of meer van de redenen waarom zij is verleend is of zijn vervallen;
      b. na de verlening zich zodanige feiten of omstandigheden hebben voorgedaan of zijn gebleken dat, indien deze ook ten tijde van de verlening bekend waren geweest, de ontheffing niet of niet in die vorm zou zijn verleend;
      c. een of meer van de daaraan verbonden voorschriften niet wordt nageleefd.

   4.De toezichthouder stelt beleidsregels vast over de verlening van ontheffing.

Memorie van Toelichting
De bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing waardoor een pensioenuitvoerder niet hoeft te voldoen aan een uit deze wet voortvloeiende verplichting, is momenteel opgenomen in artikel 29 van de PSW. De redactie van het artikel is enigszins gewijzigd, onder meer omdat de tekst nu over twee artikelen is verdeeld. Voor een toelichting op de gemaakte keuzes inzake de artikelen waarvoor een ontheffing kan worden verleend wordt verwezen naar paragraaf 8.3.2 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting.

« terug
Pensioenwet:

Memorie van Toelichting: