|
|
|
1. De pensioenuitvoerder informeert een deelnemer voorafgaand aan de deelneming in de vrijwillige pensioenregeling over:
a. de inhoud van de vrijwillige pensioenregeling;
b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken uit hoofde van de vrijwillige pensioenregeling; en
c. de toeslagverlening.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.
| |
Eerste lid, onderdeel a
Ten aanzien van de basispensioenregeling wordt de werknemer geïnformeerd
op grond van artikel 21 door de pensioenuitvoerder binnen de daar
genoemde termijnen. Ten aanzien van de vrijwillige pensioenregeling
wordt de informatie verstrekt door de pensioenuitvoerder voorafgaand
aan de deelneming. Hierbij is aangesloten bij de opzet met betrekking tot
de financiële bijsluiter (zie artikel 31 van de Wet financiële dienstverlening).
In de algemene maatregel van bestuur zal, voorzover verschillen
geen rol spelen, de opzet en inhoud van de regelgeving hierbij aansluiten
bij de voorlichtingsvoorschriften voor vergelijkbare producten in de derde
pijler zoals geregeld in de Regeling informatieverstrekking aan deelnemers
en de financiële bijsluiter (zie paragraaf 7.6.6 van het algemeen deel
van deze memorie van toelichting). Het gaat onder andere om informatie
over:
- de ingangsdatum van de deelneming aan de vrijwillige pensioenregeling;
- de naam en het adres van de pensioenuitvoerder;
- de pensioensoorten;
- het karakter van de pensioenovereenkomst, bedoeld in artikel 10, en
welke risico’s door de deelnemer gedragen worden;
- de wijze waarop de pensioenaanspraken worden vastgesteld;
- de ingangsdatum van de pensioensoort en de duur van de uitkering;
- de gevolgen voor de pensioenaanspraken in geval van beëindiging
van de deelneming waarbij tevens een onderscheid wordt aangegeven
tussen pensioenaanspraken op opbouwbasis en risicobasis;
- de gevolgen voor verwerving van pensioenaanspraken in geval van
werken in deeltijd en arbeidsongeschiktheid;
- een eventueel betalingsvoorbehoud van de werkgever als bedoeld in
artikel 12;
- de wijze van vaststelling van de eventuele werknemerspremie; en
- de informatieverplichtingen van de deelnemer jegens de pensioenuitvoerder.
De deelnemer wordt door de pensioenuitvoerder geïnformeerd over het
feit dat er een vrijwillige pensioenregeling bestaat. Tevens is de pensioenuitvoerder
op grond van artikel 21, eerste lid, verplicht om de werknemer
te wijzen op de mogelijkheid om het pensioenreglement op te vragen. Het
verschil tussen de informatie op grond van het eerste lid, onderdeel b, van
dit artikel en artikel 38, eerste lid, onderdeel b, is dat de informatie op
grond van het onderhavige artikel betrekking heeft op informatie vooraf
en artikel 38 ziet op de situatie waarin iemand feitelijk al deelnemer is.
Wanneer iemand eenmaal deelneemt in een vrijwillige pensioenregeling
gelden ten aanzien van die regeling de informatieverplichtingen van
artikel 38. Wordt hij gewezen deelnemer in de vrijwillige regeling, dan
geldt artikel 39 en 40. Bij en na pensionering geldt artikel 43 en 44.
Eerste lid, onderdeel b
Dit lid is nader toegelicht in paragraaf 7.6.6 van het algemeen deel van de
memorie van toelichting. Ook hier moet bij premieovereenkomsten
gewerkt worden met beleggingsscenario’s. Ten aanzien van een dergelijke
vrijwillige pensioenregeling die een beleggingsrisico inhoudt voor de
deelnemer is ook het bepaalde in artikel 52 inzake de zorgplicht van
belang.
Eerste lid, onderdeel c
Ook ten aanzien van de vrijwillige pensioenregeling is informatie over
eventuele toeslagverlening van belang. Het gaat daarbij met name om:
- het feit of toeslagverlening deel uit maakt van de pensioenovereenkomst;
- het ambitieniveau;
- de voorwaarden die gelden bij de toeslagverlening; en
- de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening.
Ten aanzien van door pensioenfondsen uitgevoerde vrijwillige pensioenregelingen
zijn tevens de artikelen 105 en volgende relevant.
|
|
|