Art. 12 Pensioenwet
Betalingsvoorbehoud
   1. De werkgever kan zich bij het sluiten of bij een wijziging van de pensioenovereenkomst het recht voorbehouden de premiebetaling, voorzover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
   2. Andere bedingen dan die bedoeld in het eerste lid, waarin een voorbehoud wordt gemaakt inzake premiebetaling, zijn nietig.

Memorie van Toelichting:
De werkgever kan in de pensioenovereenkomst een betalingsvoorbehoud ten aanzien van de premie maken. Evenals in de PSWis in het wetsvoorstel bepaald dat een beroep daarop alleen mogelijk is bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden.

Zoals in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 21 is aangegeven is het bestaan van een betalingsvoorbehoud als bedoeld in het onderhavige artikel een van de onderwerpen waarover in de startbrief informatie zal moeten worden verstrekt. Op grond van artikel 24, tweede lid, onderdeel a, moet een dergelijk voorbehoud, wanneer het gemaakt wordt, ook in de uitvoeringsovereenkomst zijn opgenomen.

De formulering «een ingrijpende wijziging van de omstandigheden» wordt sinds 1973 in de PSWgehanteerd. In de parlementaire stukken is door de regering toegelicht wat hieronder kan worden verstaan: het financiële onvermogen van de werkgever; de uitbreiding van de pensioenregeling tot een nieuwe groep werknemers en de toetreding tot een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds (Kamerstukken II 1971/72, 11 529, nr. 3, blz. 6, en nr. 5, blz. 4). Naar aanleiding van de vraag of een fusie van ondernemingen als een ingrijpende wijziging van omstandigheden moet worden gezien, is opgemerkt dat door een fusie het voortbestaan van een onderneming niet wordt bedreigd maar dat in een bepaald geval een fusie tot een ingrijpende wijziging van omstandigheden zou kunnen worden gerekend (Kamerstukken II 1971/72, 11 529, nr. 3, blz. 6, en nr. 5, blz. 4). Tijdens de plenaire behandeling is door de regering aangegeven dat er sprake moet zijn van evidente overmacht (Handelingen II 1971/72, blz. 4159).
In de literatuur wordt tevens als voorbeeld genoemd een ingrijpende wetswijziging of jurisprudentie. In de memorie van toelichting is aangegeven dat het moet gaan om omstandigheden die ten tijde van de toezegging nog niet aanwezig of niet kenbaar waren, maar niet vereist is dat de wijziging van omstandigheden onvoorzien is (Kamerstukken II 1971/72, 11 529, nr. 3, blz. 8). Bij verschil van mening over de vraag of er inderdaad sprake is van een ingrijpende wijziging van omstandigheden, kan deze vraag aan de rechter worden voorgelegd (Kamerstukken II 1971/72, 11 529, nr. 5, blz. 4).

Dit artikel laat uiteraard onverlet dat werkgever en pensioenuitvoerder kunnen overeenkomen dat de premiebetaling (tijdelijk) verminderd of beëindigd wordt wanneer de pensioenaanspraken en -rechten hierdoor niet worden aangetast, bijvoorbeeld in de situatie van een premiekorting, mits dit geregeld is in de uitvoeringsovereenkomst (zie artikel 24) en daarbij rekening wordt gehouden met het bepaalde in artikel 117, in relatie tot de toeslagverlening. Het voorbehoud kan uiteraard alleen betrekking hebben op het deel van de premie dat voor rekening van de werkgever komt, en niet op het deel dat op het inkomen van de werknemer is ingehouden als bijdrage van de werknemer. De mogelijkheid om in een pensioenovereenkomst een betalingsvoorbehoud op te nemen geldt uiteraard niet voor een werkgever die op grond van een verplichtstelling deelneemt in een bedrijfstakpensioenfonds.

Wanneer een werkgever zich op grond van artikel 121 op vrijwillige basis aansluit bij een bedrijfstakpensioenfonds ligt het voor de hand dat in de uitvoeringsovereenkomst die tussen die werkgever en het bedrijfstakpensioenfonds wordt gesloten, wordt overeengekomen dat een werkgever géén beroep kan doen op een betalingsvoorbehoud.

« terug