Par. 7.6.6 Memorie van Toelichting
Informatieverstrekking bij vrijwillige pensioenregelingen
Inleiding
In deze wet wordt de informatieverstrekking aan deelnemers bij het aanvragen van deelname aan een vrijwillige pensioenregeling wettelijk geregeld. Vrijwillige pensioenregelingen zijn regelingen die onderdeel uitmaken van de pensioenovereenkomst, maar waaraan deelname niet verplicht is.

Over deelname aan een vrijwillige pensioenregeling maakt de werknemer rechtstreeks afspraken met de pensioenuitvoerder. De rol van de werkgever blijft van groot belang. Immers, als gevolg van het feit dat het om een arbeidsvoorwaardelijke regeling gaat, is de eis van gelijke uitkeringen voor mannen en vrouwen van toepassing. Bovendien dient de werkgever, op grond van deze wet, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de pensioenovereenkomst de premie aan de pensioenuitvoerder af te dragen. De werkgever moet er voor zorgdragen dat de pensioenuitvoerder, zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, de werknemer in de startbrief wijst op de mogelijkheid van deelname aan de vrijwillige pensioenregeling. Het is onnodig alle werknemers bij indiensttreding tot in detail op de hoogte te brengen van de inhoud en voorwaarden van de vrijwillige pensioenregeling.

Vrijwillige pensioenregelingen kunnen in verschillende, sterk van elkaar afwijkende, vormen en soorten voorkomen. Zo zijn er op risicobasis gefinancierde regelingen ter dekking van het ANW- of WAO-hiaat. Daarnaast zijn er vrijwillige regelingen in de vorm van een individuele aanvulling op de basispensioenregeling voor het ouderdomspensioen op basis van beschikbare premie. Vrijwillige pensioenregelingen ten behoeve van ouderdomspensioen kunnen echter ook gebaseerd zijn op uitkeringsovereenkomsten. Voor vrijwillige pensioenregelingen bestaan voor een deelnemer alternatieven op de markt voor derdepijlerproducten. Als deelnemer én als consument dient de deelnemer daarom zo goed mogelijk een keuze te kunnen maken tussen deelname aan een vrijwillige regeling, of afname van een derdepijlerproduct bij een verzekeraar. Daarom is het nodig dat de informatie over vrijwillige pensioenregelingen en vergelijkbare producten uit de markt, gemakkelijk vergelijkbaar is. De voorlichtingsvoorschriften in deze wet en de bij deze wet horende lagere regelgeving, zullen dan ook, tenzij er inhoudelijke redenen zijn dat niet te doen, zoveel mogelijk overeenstemmen met de voorschriften die gelden voor vergelijkbare producten uit de derde pijler. Voor derdepijlerproducten gelden twee informatieregelingen, enerzijds de Regeling Informatieverstrekking Aan Verzekeringnemers (RIAV) en anderzijds de Financiële Bijsluiter die, in aanvulling op de informatieverplichting in de RIAV, bij bepaalde producten met een beleggings- of winstdelingscomponent, gegeven moet worden.

De voorlichting over vrijwillige pensioenregelingen kan niet altijd exact gelijk zijn aan de voorlichting over derdepijlerproducten. Op een aantal punten wijken vrijwillige pensioenregelingen uit de tweede pijler namelijk ten principale af van derdepijlerproducten:
1.Vrijwillige pensioenregelingen ontstaan in het kader van de arbeidsrelatie. De werkgever is hiervoor verantwoordelijk, onder andere door de plicht te zorgen voor de premieafdracht aan de pensioenuitvoerder, en eventueel de werkgeversbijdrage.
2.Op vrijwillig opgebouwde pensioenen kunnen toeslagen verleend worden, bij een derdepijlerproduct is dat niet mogelijk.
3.Bij beëindiging ingeval van kapitaalgefinancierde vrijwillige regelingen blijven de aanspraken behouden. Derdepijlerproducten kunnen worden afgekocht, waarbij korting op het afkoopbedrag mogelijk is in verband met kosten van het product die in het begin van de opbouw neerslaan.
4.Omdat het tweede pijlerpensioenen zijn die onder de pensioenwetgeving vallen, dienen de uitkeringen voor mannen en vrouwen gelijk te zijn.

Voorzover deze verschillen geen rol spelen, zal de opzet en de inhoud van de uitwerking van de voorlichtingsvoorschriften voor vrijwillige regelingen in lagere regelgeving, aansluiten bij de voorlichtingsvoorschriften voor vergelijkbare producten in de derde pijler zoals geregeld in de RIAV en de Financiële bijsluiter. Ook bij eventuele wijzigingen van de regelgeving rond RIAV en Financiële bijsluiter zullen de voorschriften voor vrijwillige regelingen in de lagere regelgeving, voor zover er geen inhoudelijke argumenten zijn om af te wijken, in lijn daarmee worden aangepast. Het is immers in het belang van de deelnemer/consument dat de informatie over vrijwillige regelingen zoveel mogelijk vergelijkbaar blijft met de informatie over derdepijlerproducten.

Voorlichting bij vrijwillige pensioenregelingen algemeen
Uitgangspunt bij de algemene maatregel van bestuur is dat indien een deelnemer overweegt aan een vrijwillige regeling deel te gaan nemen, de pensioenuitvoerder de deelnemer dient te informeren op een wijze die vergelijkbaar is met de voorlichting die de pensioenuitvoerder moet geven over inhoud van de basispensioenregeling in de startbrief zoals beschreven in hoofdstuk 3. Het gaat hierbij dus om informatie die een deelnemer, voordat hij een overeenkomst sluit, van de pensioenuitvoerder moet krijgen. De voorschriften komen in essentie overeen met de belangrijkste voorschriften uit de RIAV. Het gaat om het in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen geven van informatie vóór of bij het afsluiten van een overeenkomst. Hierbij zal onder andere worden bepaald dat de deelnemer duidelijk wordt gemaakt welke pensioensoort(en) verzekerd worden, wat het karakter van de pensioenovereenkomst is (uitkerings- kapitaal- of premieovereenkomst) en welke risico’s door de deelnemer gedragen worden. De deelnemer moet weten op welke wijze de pensioenaanspraken worden vastgesteld, op welke datum de pensioensoort ingaat en hoe lang de uitkering loopt. Voorts moet worden voorgelicht over de gevolgen in geval van beëindiging van de deelneming. Aangegeven moet worden of er toeslagverlening plaatsvindt en onder welke voorwaarden dit gebeurt. Voor het overige is de informatievertrekking in verband met de uitvoering van de vrijwillige pensioenregeling hetzelfde als die voor de basisregeling.

Voorlichting bij vrijwillige pensioenregelingen met beleggingsrisico voor de deelnemer
In vergelijking met vrijwillige regelingen die leiden tot een vooraf bepaalde periodieke uitkering of kapitaaluitkering, zal in de algemene maatregel van bestuur bepaald worden dat de voorlichting met betrekking tot vrijwillige pensioenregelingen met beleggingsrisico voor de deelnemer – premieovereenkomsten – een extra component bevat. In dat geval moet de pensioenuitvoerder, vergelijkbaar met de informatie in de jaaropgave bij premieovereenkomsten in de basisregeling, een indicatie geven van het te bereiken kapitaal op pensioendatum. De regering sluit hiermee aan bij de voorschriften uit het Besluit financiële bijsluiter die gelden voor vergelijkbare producten uit de derde pijler waar ook winstdeling of een beleggingscomponent onderdeel van uit maakt. De werknemer moet als deelnemer en als klant vooraf producten gemakkelijk kunnen vergelijken. Bij algemene maatregel van bestuur zal nader worden geregeld hoe deze informatieverstrekking bij het treffen van een vrijwillige pensioenregeling eruit ziet.

In de kern komt het er op neer dat de pensioenuitvoerder een indicatie geeft van het te bereiken kapitaal dat op pensioendatum omgezet moet worden in een periodieke uitkering. De schatting van het te bereiken kapitaal zal moeten plaatsvinden aan de hand van in de algemene maatregel van bestuur nader te bepalen veronderstellingen, onder andere ten aanzien van beleggingsrendementen. Hierbij worden, evenals in de informatie in de jaaropgave bij premieovereenkomsten in de basisregeling, dezelfde rendementsscenario’s gebruikt als welke gebruikt moeten worden bij de financiële bijsluiter. Het gaat om een scenario met een pessimistisch rendement (op basis van een voorgeschreven tabel), een «midden»-rendement, en een rendementsverwachting gebaseerd op het historisch gemiddelde van de pensioenuitvoerder. Voorzover de evaluatie van het functioneren van de financiële bijsluiter leidt tot wijziging in de voorschriften ten aanzien van de te gebruiken scenario’s, zal dit eveneens leiden tot een wijziging van deze wet of van de lagere regelgeving die hierbij hoort.

Eventueel wordt op termijn als extra eis gesteld dat het risico in beeld gebracht moet worden aan de hand van een risico-indicator. In het kader van de financiële bijsluiter wordt door de Autoriteit Financiële Markten een risico-indicator ontwikkeld. Deze risico-indicator moet op eenvoudige gestandaardiseerde voorgeschreven wijze (bijvoorbeeld op een schaal van 1–5) het risiconiveau van een product aangeven. De regering zal op het moment dat de risico-indicator die ten behoeve van de financiële bijsluiter wordt ontwikkeld, gereed is, nader bezien of deze indicator ook geschikt is voor vrijwillige pensioenregelingen met een beleggings- of winstdelingscomponent.
Overigens zal op grond van de algemene maatregel van bestuur ook bij vrijwillige regelingen bepaald worden dat geïnformeerd wordt over de toeslagverlening. De informatie hierover zal vergelijkbaar moeten zijn met de informatie in de startbrief. Dat betekent dat de pensioenuitvoerder ten eerste informeert of toeslagverlening onderdeel uitmaakt van de overeenkomst of niet. Ten tweede maakt de pensioenuitvoerder duidelijk – zo dat aan de orde is – wat het ambitieniveau is van de toeslagverlening en onder welke voorwaarden toeslagverlening plaatsvindt. Ten derde meldt de pensioenuitvoerder wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de toeslagverlening.

« terug