Inleiding
In deze wet wordt de informatieverstrekking aan deelnemers bij
het aanvragen van deelname aan een vrijwillige pensioenregeling wettelijk
geregeld. Vrijwillige pensioenregelingen zijn regelingen die onderdeel
uitmaken van de pensioenovereenkomst, maar waaraan deelname niet
verplicht is.
Over deelname aan een vrijwillige pensioenregeling maakt de werknemer
rechtstreeks afspraken met de pensioenuitvoerder. De rol van de werkgever
blijft van groot belang. Immers, als gevolg van het feit dat het om
een arbeidsvoorwaardelijke regeling gaat, is de eis van gelijke uitkeringen
voor mannen en vrouwen van toepassing. Bovendien dient de werkgever,
op grond van deze wet, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de
pensioenovereenkomst de premie aan de pensioenuitvoerder af te
dragen. De werkgever moet er voor zorgdragen dat de pensioenuitvoerder,
zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, de werknemer in de startbrief
wijst op de mogelijkheid van deelname aan de vrijwillige pensioenregeling.
Het is onnodig alle werknemers bij indiensttreding tot in detail
op de hoogte te brengen van de inhoud en voorwaarden van de vrijwillige
pensioenregeling.
Vrijwillige pensioenregelingen kunnen in verschillende, sterk van elkaar
afwijkende, vormen en soorten voorkomen. Zo zijn er op risicobasis gefinancierde
regelingen ter dekking van het ANW- of WAO-hiaat. Daarnaast
zijn er vrijwillige regelingen in de vorm van een individuele aanvulling op
de basispensioenregeling voor het ouderdomspensioen op basis van
beschikbare premie. Vrijwillige pensioenregelingen ten behoeve van
ouderdomspensioen kunnen echter ook gebaseerd zijn op uitkeringsovereenkomsten.
Voor vrijwillige pensioenregelingen bestaan voor een
deelnemer alternatieven op de markt voor derdepijlerproducten. Als deelnemer
én als consument dient de deelnemer daarom zo goed mogelijk
een keuze te kunnen maken tussen deelname aan een vrijwillige regeling,
of afname van een derdepijlerproduct bij een verzekeraar. Daarom is het
nodig dat de informatie over vrijwillige pensioenregelingen en vergelijkbare
producten uit de markt, gemakkelijk vergelijkbaar is. De voorlichtingsvoorschriften
in deze wet en de bij deze wet horende
lagere regelgeving, zullen dan ook, tenzij er inhoudelijke redenen zijn dat
niet te doen, zoveel mogelijk overeenstemmen met de voorschriften die
gelden voor vergelijkbare producten uit de derde pijler. Voor derdepijlerproducten
gelden twee informatieregelingen, enerzijds de Regeling Informatieverstrekking
Aan Verzekeringnemers (RIAV) en anderzijds de Financiële
Bijsluiter die, in aanvulling op de informatieverplichting in de RIAV,
bij bepaalde producten met een beleggings- of winstdelingscomponent,
gegeven moet worden.
De voorlichting over vrijwillige pensioenregelingen kan niet altijd exact
gelijk zijn aan de voorlichting over derdepijlerproducten. Op een aantal
punten wijken vrijwillige pensioenregelingen uit de tweede pijler namelijk
ten principale af van derdepijlerproducten:
1. | Vrijwillige pensioenregelingen ontstaan in het kader van de arbeidsrelatie.
De werkgever is hiervoor verantwoordelijk, onder andere door
de plicht te zorgen voor de premieafdracht aan de pensioenuitvoerder,
en eventueel de werkgeversbijdrage.
| 2. | Op vrijwillig opgebouwde pensioenen kunnen toeslagen verleend
worden, bij een derdepijlerproduct is dat niet mogelijk.
| 3. | Bij beëindiging ingeval van kapitaalgefinancierde vrijwillige regelingen
blijven de aanspraken behouden. Derdepijlerproducten kunnen
worden afgekocht, waarbij korting op het afkoopbedrag mogelijk is in
verband met kosten van het product die in het begin van de opbouw
neerslaan.
| 4. | Omdat het tweede pijlerpensioenen zijn die onder de pensioenwetgeving
vallen, dienen de uitkeringen voor mannen en vrouwen
gelijk te zijn.
|
Voorzover deze verschillen geen rol spelen, zal de opzet en de inhoud van
de uitwerking van de voorlichtingsvoorschriften voor vrijwillige regelingen
in lagere regelgeving, aansluiten bij de voorlichtingsvoorschriften
voor vergelijkbare producten in de derde pijler zoals geregeld in de RIAV
en de Financiële bijsluiter. Ook bij eventuele wijzigingen van de regelgeving
rond RIAV en Financiële bijsluiter zullen de voorschriften voor vrijwillige
regelingen in de lagere regelgeving, voor zover er geen inhoudelijke
argumenten zijn om af te wijken, in lijn daarmee worden aangepast. Het is
immers in het belang van de deelnemer/consument dat de informatie over
vrijwillige regelingen zoveel mogelijk vergelijkbaar blijft met de informatie
over derdepijlerproducten.
Voorlichting bij vrijwillige pensioenregelingen algemeen
Uitgangspunt bij de algemene maatregel van bestuur is dat indien een
deelnemer overweegt aan een vrijwillige regeling deel te gaan nemen, de
pensioenuitvoerder de deelnemer dient te informeren op een wijze die
vergelijkbaar is met de voorlichting die de pensioenuitvoerder moet
geven over inhoud van de basispensioenregeling in de startbrief zoals
beschreven in hoofdstuk 3. Het gaat hierbij dus om informatie die een
deelnemer, voordat hij een overeenkomst sluit, van de pensioenuitvoerder
moet krijgen. De voorschriften komen in essentie overeen met de belangrijkste
voorschriften uit de RIAV. Het gaat om het in duidelijke en begrijpelijke
bewoordingen geven van informatie vóór of bij het afsluiten van een
overeenkomst. Hierbij zal onder andere worden bepaald dat de deelnemer
duidelijk wordt gemaakt welke pensioensoort(en) verzekerd worden, wat
het karakter van de pensioenovereenkomst is (uitkerings- kapitaal- of
premieovereenkomst) en welke risico’s door de deelnemer gedragen
worden. De deelnemer moet weten op welke wijze de pensioenaanspraken
worden vastgesteld, op welke datum de pensioensoort ingaat en
hoe lang de uitkering loopt. Voorts moet worden voorgelicht over de
gevolgen in geval van beëindiging van de deelneming. Aangegeven moet
worden of er toeslagverlening plaatsvindt en onder welke voorwaarden
dit gebeurt. Voor het overige is de informatievertrekking in verband met
de uitvoering van de vrijwillige pensioenregeling hetzelfde als die voor de
basisregeling.
Voorlichting bij vrijwillige pensioenregelingen met beleggingsrisico voor
de deelnemer
In vergelijking met vrijwillige regelingen die leiden tot een vooraf
bepaalde periodieke uitkering of kapitaaluitkering, zal in de algemene
maatregel van bestuur bepaald worden dat de voorlichting met betrekking
tot vrijwillige pensioenregelingen met beleggingsrisico voor de deelnemer
– premieovereenkomsten – een extra component bevat. In dat
geval moet de pensioenuitvoerder, vergelijkbaar met de informatie in de
jaaropgave bij premieovereenkomsten in de basisregeling, een indicatie
geven van het te bereiken kapitaal op pensioendatum. De regering sluit
hiermee aan bij de voorschriften uit het Besluit financiële bijsluiter die
gelden voor vergelijkbare producten uit de derde pijler waar ook winstdeling
of een beleggingscomponent onderdeel van uit maakt. De werknemer
moet als deelnemer en als klant vooraf producten gemakkelijk kunnen
vergelijken. Bij algemene maatregel van bestuur zal nader worden geregeld
hoe deze informatieverstrekking bij het treffen van een vrijwillige
pensioenregeling eruit ziet.
In de kern komt het er op neer dat de pensioenuitvoerder een indicatie
geeft van het te bereiken kapitaal dat op pensioendatum omgezet moet
worden in een periodieke uitkering. De schatting van het te bereiken kapitaal
zal moeten plaatsvinden aan de hand van in de algemene maatregel
van bestuur nader te bepalen veronderstellingen, onder andere ten
aanzien van beleggingsrendementen. Hierbij worden, evenals in de informatie
in de jaaropgave bij premieovereenkomsten in de basisregeling,
dezelfde rendementsscenario’s gebruikt als welke gebruikt moeten
worden bij de financiële bijsluiter. Het gaat om een scenario met een
pessimistisch rendement (op basis van een voorgeschreven tabel), een
«midden»-rendement, en een rendementsverwachting gebaseerd op het
historisch gemiddelde van de pensioenuitvoerder. Voorzover de evaluatie
van het functioneren van de financiële bijsluiter leidt tot wijziging in de
voorschriften ten aanzien van de te gebruiken scenario’s, zal dit eveneens
leiden tot een wijziging van deze wet of van de lagere regelgeving
die hierbij hoort.
Eventueel wordt op termijn als extra eis gesteld dat het risico in beeld
gebracht moet worden aan de hand van een risico-indicator. In het kader
van de financiële bijsluiter wordt door de Autoriteit Financiële Markten
een risico-indicator ontwikkeld. Deze risico-indicator moet op eenvoudige
gestandaardiseerde voorgeschreven wijze (bijvoorbeeld op een schaal
van 1–5) het risiconiveau van een product aangeven. De regering zal op
het moment dat de risico-indicator die ten behoeve van de financiële
bijsluiter wordt ontwikkeld, gereed is, nader bezien of deze indicator ook
geschikt is voor vrijwillige pensioenregelingen met een beleggings- of
winstdelingscomponent.
Overigens zal op grond van de algemene maatregel van bestuur ook bij
vrijwillige regelingen bepaald worden dat geïnformeerd wordt over de
toeslagverlening. De informatie hierover zal vergelijkbaar moeten zijn met
de informatie in de startbrief. Dat betekent dat de pensioenuitvoerder ten
eerste informeert of toeslagverlening onderdeel uitmaakt van de overeenkomst
of niet. Ten tweede maakt de pensioenuitvoerder duidelijk – zo dat
aan de orde is – wat het ambitieniveau is van de toeslagverlening en
onder welke voorwaarden toeslagverlening plaatsvindt. Ten derde meldt
de pensioenuitvoerder wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de
toeslagverlening.
|