|
|
|
De Pensioenwet verstaat onder het begrip ‘pensioen’ de arbeidsvoorwaarde
pensioen, zoals werkgever en werknemer die overeenkomen in het
kader van een arbeidsovereenkomst.
De wet onderscheidt de volgende pensioensoorten:
- ouderdomspensioen;
- nabestaandenpensioen (partner- en wezenpensioen);
- arbeidsongeschiktheidspensioen.
De volgende essentiële elementen om te kunnen spreken van pensioen –
de ‘constitutieve vereisten’ – komen in alle definities
van de verschillende pensioenvormen terug:
1. | De koppeling aan de arbeidsrelatie.
| 2. | Het geldelijk vastgesteld zijn van de uitkering.
| 3. | Er is alleen sprake van pensioen, indien het een uitkering betreft terzake
van ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid. |
Ontbreekt één van deze elementen, dan is er geen sprake van pensioen in
de zin van de Pensioenwet.
|
|
|
|