Memorie van Toelichting Art. 55 Pensioenwet
Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming
In artikel 1 is gedefinieerd wat verstaan moet worden onder de beëindiging van de deelneming. Sinds 1987 geldt op grond van artikel 8 van de PSW respectievelijk artikel 9 van de Regelen PSW de eis dat bij beëindiging van de deelneming respectievelijk van de verbondenheid aan de onderneming vóór de pensioendatum ten minste een tijdsevenredige aanspraak moet worden meegegeven. Het begrip tijdsevenredige aanspraak wordt in deze wet niet meer gebruikt. De noodzaak daartoe is vervallen door de introductie van de verplichting tot een evenredige opbouw, zoals geformuleerd in artikel 17. Daardoor kan er in beginsel geen discrepantie meer ontstaan tussen de aanspraak en de financiering ervan en kan de opgebouwde aanspraak niet lager zijn dan de evenredige aanspraak. Daardoor is het ook niet meer nodig om een onderscheid te maken tussen het ouderdomspensioen en het partnerpensioen waarvan in artikel 8, derde lid, PSW is bepaald dat dit naar redelijkheid wordt vastgesteld. De eis van evenredige verwerving geldt voor alle pensioensoorten.

Door de aanscherping van de financieringseisen met ingang van 1 januari 2000 moeten aan het eind van elk jaar de pensioenaanspraken zijn afgefinancierd op basis van tijdsevenredigheid. Dat betekent dat wanneer iemand in de loop van het jaar met ontslag gaat er nog een financieringsachterstand kan bestaan, maar dat die uiterlijk aan het einde van het jaar afgefinancierd moet zijn. Het onderhavige artikel heeft een relatie met het bepaalde in artikel 17 waarin is bepaald dat verwerving ten minste evenredig in de tijd moet plaats vinden en met artikel 18, tweede lid, waarin is bepaald dat bij beëindiging van de deelneming de opgebouwde aanspraken in stand blijven. Tevens is de verhouding met artikel 27 van belang waarin is bepaald dat de in artikel 26 genoemde termijnen niet gelden indien sprake is van een beëindiging van de deelneming. In dat geval moet de ten tijde van de beëindiging nog door de werkgever verschuldigde premie binnen dertien weken worden voldaan.

Eerste lid
Bij kapitaalovereenkomsten wordt niet alleen voldaan aan de vereisten in dit lid door het tot het moment van beëindiging opgebouwde kapitaal te behouden, maar ook als het tot dat moment van opgebouwde kapitaal op dat moment wordt omgezet in een aanspraak op een periodieke uitkering. De tweede volzin komt (na implementatie van de wet tot implementatie van richtlijn 2003/41/EG) inhoudelijk overeen met artikel 9a, eerste lid, tweede deel van de eerste volzin van de PSW. Het eerste deel van dat lid hoeft niet opnieuw overgenomen te worden omdat altijd volledige technische voorzieningen worden geëist.

Tweede lid
De eis van tijdsevenredigheid geldt ook op grond van de PSW niet voor beschikbarepremieregelingen. Dat blijkt uit artikel 8, tiende lid, PSW waarin is bepaald dat de deelnemer dan ten minste een premievrije aanspraak verkrijgt op basis van de voor hem en door hem betaalde en nog verschuldigde bijdragen. In dit lid is dit nader uitgewerkt. Het onderhavige lid heeft een relatie met artikel 10 dat betrekking heeft op de verhouding tussen werkgever en werknemer en een pensioenovereenkomst die als een premieovereenkomst aangemerkt kan worden en met artikel 108 inzake taakafbakening voor zover er sprake is van een vrijwillige pensioenregeling [ uitgevoerd door een pensioenfonds ]. Het kapitaal is niet alleen ontstaan door de som van de ingelegde premies, maar ook het daarover behaalde rendement is van belang. Bij slechte beleggingsresultaten is het mogelijk dat de som van de ingelegde premies groter is dan het bedrag dat uiteindelijk beschikbaar is voor de aankoop van een periodieke uitkering. Op grond van de bij of krachtens artikel 20 op te stellen algemene maatregel van bestuur zal in de informatie aangegeven moeten worden welk deel van de beschikbare premie gebruikt wordt voor de kosten. In paragraaf 7.2.1 van het algemeen deel is aangegeven dat welke van de in dit lid genoemde drie mogelijkheden wordt gekozen primair een aangelegenheid is van werkgever en werknemer. Als daarover geen afspraken zijn opgenomen in pensioenovereenkomst of uitvoeringsovereenkomst kan de pensioenuitvoerder dit bepalen.

Derde lid
In de praktijk zijn ook mengvormen van premieovereenkomsten met uitkerings- en kapitaalovereenkomsten voorstelbaar, in die zin dat de beschikbaar gestelde premie onmiddellijk na beschikbaarstelling omgezet wordt in een aanspraak op een kapitaal of uitkering. Zodra de premieovereenkomst een garantie inzake kapitaal of uitkering gaat inhouden, moet dat deel als kapitaal- respectievelijk uitkeringsovereenkomst behandeld worden.

Vierde lid
Dit lid is gebaseerd op artikel 32e van de PSW waarin wordt gesproken over deelnemers en andere rechthebbenden in plaats van deelnemers en aanspraakgerechtigden. Dit artikel is in de PSW opgenomen ter implementatie van artikel 4 van richtlijn nr. 98/49/EG betreffende bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. De formulering is enigszins aangepast door «zich begeven naar» te vervangen door «te vestigen in». De term «begeven» is een vertaling van het Engelse «move», maar het gaat er om dat iemand naar een andere lidstaat verhuist. Gesteld zou kunnen worden dat dit vierde lid, gezien de inhoud van het eerste en het tweede lid overbodig is omdat daarin staat waarop recht blijft bestaan bij beëindiging van de deelneming. Dit recht op behoud van aanspraken bij beëindiging geldt voor een ieder, dus ook voor degenen die naar een andere EU-lidstaat, of naar een ander land verhuizen.

Vijfde lid (via een amendement toegevoegd)
Dit amendement strekt ertoe dat ingeval van een partnerpensioen op risicobasis de aanspraak daarop behouden blijft indien de deelnemer na beëindiging van de deelneming een werkloosheidsuitkering ontvangt; gedurende de uitkeringsperiode wordt de hoogte van het partnerpensioen vaastgesteld alsof het op opbouwbasis is overeengekomen.

Toelichting bij de uitbreiding door de 'Veegwet' in 2008:
Op grond van artikel 61 van de Pensioenwet heeft de deelnemer ook het recht om bij het einde van het deelnemerschap ouderdomspensioen in te ruilen voor partnerpensioen. Als de deelnemer dat doet ligt het voor de hand dat bij de voortzetting van de partnerpensioendekking rekening wordt gehouden met dat omgeruilde partnerpensioen. Anders zou eventueel een dubbele dekking kunnen ontstaan.

« terug
Verwijzingen in de toelichting: