Art. 18 Pensioenwet
Behoud aanspraken bij verlaging pensioengevend salaris
1.In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een werknemer worden de op grond van de pensioenovereenkomst tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.
2.In geval van verlaging van de pensioengrondslag blijven de opgebouwde pensioenaanspraken behouden en worden de pensioenaanspraken vastgesteld overeenkomstig artikel 55.
3.Elk beding in strijd met het eerste of tweede lid is nietig.

Memorie van Toelichting:
Eerste lid
De bepaling van het eerste lid is nieuw en beoogt te bewerkstelligen dat reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet kunnen worden verminderd door een wijziging van omstandigheden waardoor de pensioengrondslag vermindert. Dit lid is nader toegelicht in paragraaf 3.3.7 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting. De pensioengrondslag kan door verschillende oorzaken dalen. Bijvoorbeeld doordat het pensioengevend salaris vermindert omdat iemand in deeltijd gaat werken of tegen een geringer salaris gaat werken omdat hij aan het einde van zijn actieve loopbaan ervoor kiest om een andere, lager gesalarieerde functie te accepteren. Er wordt in dat verband wel gesproken over een knipbepaling of demotiebepaling. Denkbaar is bijvoorbeeld ook dat iemand ervoor kiest eenmalig gebruik te maken van de mogelijkheid om vakantiedagen te kopen. Ook dan moeten de opgebouwde pensioenaanspraken niet aangetast worden. Dit artikel beschermt niet alleen werknemers voor wie, door een bepaalde hen individueel betreffende omstandigheid, de pensioengrondslag vermindert, maar ook wanneer sprake is van een omstandigheid die alle werknemers raakt. Daarbij kan gedacht worden aan een collectieve salarisvermindering of de situatie dat de franchise sterker stijgt dan het pensioengevend salaris waardoor de pensioengrondslag daalt. Dit artikel ziet niet op de situatie dat de pensioengrondslag verandert omdat de wijze van vaststelling van de pensioengrondslag wordt gewijzigd. Dan is er sprake van een wijziging van de pensioenovereenkomst.

Wanneer er sprake is van een premieovereenkomst kan er uiteraard sprake zijn van een daling van de waarde van de beleggingen en daartegen beschermt het onderhavige artikel niet.

Overigens moet het uiteraard wel mogelijk blijven dat onder omstandigheden een beroep kan worden gedaan op de zogenaamde kortingsregeling die ten aanzien van pensioenfondsen is geformuleerd in artikel 122 en die gevolgen zal hebben voor de aanspraken van alle aanspraakgerechtigden en voor de rechten van pensioengerechtigden.

Tweede lid
Dit is een nieuw geformuleerde bepaling, die echter geen nieuw beleid inhoudt. Zie ook paragraaf 3.3.8 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting. In de PSW is bepaald dat er bij beëindiging van de deelneming een tijdsevenredige aanspraak bestaat. Die aanspraak ontstaat jegens de pensioenuitvoerder, maar de werkgever moet hiervoor de financiële middelen verstrekken. Dit impliceert dat een werkgever niet in de pensioenovereenkomst kan bepalen dat een beëindiging van de dienstbetrekking vóór de pensioendatum ertoe leidt dat de deelnemer zijn opgebouwde aanspraken verliest of dat deze worden vastgesteld op een wijze waardoor de evenredigheid niet gewaarborgd wordt. Voor alle duidelijkheid is dat nu ook expliciet in de wet bepaald. De wet biedt de ruimte om ten aanzien van kapitaalovereenkomsten te bepalen dat het verzekerde kapitaal niet pas op de pensioendatum wordt omgezet in een periodieke uitkering, maar dat dit al bij de beëindiging van de deelneming gebeurt. Voor premieovereenkomsten gelden de in artikel 50, tweede lid, omschreven mogelijkheden. Bij premieovereenkomsten moet de deelnemer op grond van regelgeving op basis van artikel 20 tevens geïnformeerd worden over de samenstelling van de premie zodat de werknemer weet welk deel daadwerkelijk voor de opbouw is bestemd. De bescherming van dit artikel heeft ook betrekking op onvoorwaardelijke toeslagen, die immers ook onder het begrip «pensioenaanspraken» zoals gedefinieerd in artikel 1 vallen, maar niet op voorwaardelijke toeslagen. In de situatie dat een werkgever de pensioenovereenkomst bij een andere pensioenuitvoerder onderbrengt maar de pensioenovereenkomst ongewijzigd blijft is er geen sprake van beëindiging van de deelneming maar gaat de verwerving van pensioenaanspraken gewoon door. De wijziging van pensioenuitvoerder kan alleen maar van invloed zijn op de hoogte van de pensioenaanspraken, wanneer ook de pensioenovereenkomst wordt gewijzigd en daarbij geldt op grond van artikel 19 eveneens dat opgebouwde pensioenaanspraken beschermd worden. In de PSW is ter implementatie van richtlijn 98/49/EG in artikel 32e bepaald dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen degenen die na beëindiging van de deelneming in Nederland blijven en degenen die naar een andere EU-lidstaat gaan. Met de onderhavige bepaling wordt dezelfde waarborg gegeven en strekt deze waarborg zich ook uit tot degenen die naar het buitenland, niet zijnde een EU-lidstaat, zouden emigreren.

« terug