|
|
|
|
|
Werkgever en werknemer zijn vrij in het bepalen van de
inhoud van de pensioenovereenkomst, indien zij zich houden aan de bepalingen
van het arbeidsrecht en aan die van de Pensioenwet.
Partijen moeten expliciet vastleggen wat het karakter van de
pensioenovereenkomst is.
Voor een pensioenovereenkomst zijn drie varianten mogelijk:
1. een uitkeringsovereenkomst;
2. een kapitaalovereenkomst;
3. een premieovereenkomst.
Geen tussenregelingen
Zogenoemde ‘tussenregelingen’ zijn niet mogelijk. De voorheen in de praktijk wel gehanteerde term ‘beschikbarepremieregelingen
op basis van beoogd eindloon’, ofwel de ‘streefregelingen’
voldoet niet meer aan de eisen van de wet, omdat bij deelnemers de
indruk kan ontstaan dat de overeenkomst een uitkeringsovereenkomst is,
terwijl bepaalde risico’s voor hun rekening komen.
Het strikte
voorschrift om in de overeenkomst één van de hiervoorgenoemde drie
begrippen te hanteren en de deelnemers daarover voorlichting te verschaffen, moet ertoe leiden dat zij niet alleen duidelijkheid krijgen over hun rechten,
maar ook over de eventuele risico’s die zij lopen.
Wel is het toegestaan om de drie varianten naast elkaar in één pensioenovereenkomst
toe te passen. Zo kan bijvoorbeeld een ouderdomspensioen
bestaan uit de combinatie van een uitkeringsovereenkomst tot een
bepaalde inkomensgrens met een premieovereenkomst voor het gedeelte
boven die grens.
Geen beleggingsrisico in uitkeringsfase
De verschillen tussen een uitkerings-, kapitaal- en een premieovereenkomst zijn verschillen die optreden tijdens de opbouwfase.
In de uitkeringsfase geldt voor elke variant van een pensioenovereenkomst dat de deelnemer geen enkel risico loopt (behalve het risico dat een pensioenfonds een kortingsregel toepast).
Regelingen die ook in de uitkeringsfase beleggingsrisico’s voor deelnemers opleveren, vallen niet onder de werking van de Pensioenwet.
Euro's
De uitkering moet plaatsvinden in Nederlands wettig betaalmiddel, dus in euro's.
|
|
|
|