|
|
|
De regels rond waardeoverdracht zijn in deze wet inhoudelijk
grotendeels gelijk aan die in de PSW. Nieuw zijn de bepalingen rond internationale
waardeoverdracht. Ook is de opzet van de wetsartikelen over
waardeoverdracht ten opzichte van de PSW verhelderd. Evenals in de
PSW zullen de regels rond waardeoverdracht in lagere regelgeving
worden uitgewerkt. Ook deze lagere regelgeving zal in verband met de
gewijzigde eisen ten aanzien van financiële zekerstelling – zoals het
werken met een marktwaardering bij het bepalen van de technische voorzieningen
in plaats van een vaste rekenrente – inhoudelijk afwijken van de
lagere regelgeving bij de PSW op dit punt.
Waardeoverdracht wordt in deze wet niet langer beschouwd als
een vorm van afkoop. Afkoop is gedefinieerd als iedere handeling waardoor
pensioenaanspraken of -rechten hun pensioenbestemming verliezen.
Bij waardeoverdracht is dat niet het geval: waardeoverdracht wordt
immers gedefinieerd als iedere handeling waarbij de waarde van
pensioenaanspraken ofrechten wordt aangewend voor andere pensioenaanspraken
ofrechten bij dezelfde of een andere pensioenuitvoerder, dan
wel gelijke aanspraken of rechten bij een andere pensioenuitvoerder.
Er zijn vele vormen van waardeoverdracht toegestaan. Deze zijn in twee
hoofdvormen op te delen, te weten waardeoverdracht waarbij de werknemer
van werkgever verandert en waardeoverdracht waarbij de werknemer
bij dezelfde werkgever blijft.
1. Waardeoverdracht die plaatsvindt waarbij de individuele werknemer
van werkgever verandert of beroepsgenoot wordt in een sector waar
voor die beroepsgroep deelneming in een beroepspensioenregeling
verplicht is gesteld. Het gaat hierbij om een recht op waardeoverdracht
van de deelnemer en een plicht voor de oude en de nieuwe pensioenuitvoerder
hieraan mee te werken (artikel 71) ingeval van individuele
beëindiging. Voorzover het gaat om waarde behorend bij aanspraken
opgebouwd in een dienstbetrekking die vóór 1994 (het jaar waarin het
wettelijk recht is geïntroduceerd) is beëindigd, is er geen recht maar
een mogelijkheid voor waardeoverdracht voor de gewezen deelnemer.
Ook als de deelnemer de termijnen bij het recht op waardeoverdracht
overschrijdt (het verzoek om een opgave moet uiterlijk binnen 6
maanden na het begin van de nieuwe pensioenovereenkomst worden
ingediend) of als er geen sprake is van individuele beëindiging, is er
geen recht op waardeoverdracht maar een mogelijkheid (zie artikel 75).
De gewezen deelnemer kan in dat geval een verzoek indienen.
Pensioenuitvoerders zijn niet verplicht daaraan mee te werken (artikel
75). Als de dekkingsgraad bij het overdragende of het ontvangende
pensioenfonds lager is dan 100% of bij de overdragende of ontvangende
verzekeraar de noodregeling van toepassing is, wordt het recht
op waardeoverdracht opgeschort. De belangen van de achterblijvende
respectievelijk nieuwe deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden
zouden in een dergelijke situatie immers kunnen worden
geschaad door een waardeoverdracht. Het recht herleeft als het
pensioenfonds weer een dekkingsgraad heeft die boven de 100% ligt
of als de voor de verzekeraar de noodregeling is opgeheven. Bij
waardeoverdracht bij wisseling van werkgever dient de actuariële
waarde van de over te dragen aanspraken bij de nieuwe uitvoerder op
individuele basis hetzelfde te zijn als bij de oude.
2. Waardeoverdracht die plaatsvindt zonder dat de deelnemer (of deelnemers)
verandert (of veranderen) van werkgever. Omdat de arbeidsverhouding
hier niet wordt gewijzigd, geldt het voorschrift voor gelijke
beloning voor mannen en vrouwen. Dit impliceert dat de over te
dragen waarde dusdanig moet worden vastgesteld dat het te
verwerven pensioen voor mannen en vrouwen gelijk is. De over te
dragen waarde moet bovendien dusdanig berekend worden dat er op
het niveau van de pensioenuitvoerder geen geld achterblijft (de eis van
collectieve actuariële gelijkwaardigheid).
Het kan bij deze tweede hoofdvorm van waardeoverdracht zowel om
individuele als om collectieve waardeoverdracht gaan.
Bij vormen van
individuele waardeoverdracht gaat het onder andere om het uitruilen
van partnerpensioen in ouderdomspensioen of andere keuzemogelijkheden
tussen pensioensoorten (artikel 79). Daarnaast gaat het om het
inkopen van pensioen op basis van een kapitaal uit een kapitaal- of
premieovereenkomst bij een andere pensioenuitvoerder («shoppen»,
artikel 80). Een andere vorm van individuele waardeoverdracht waarbij
de werkgever niet verandert, is waardeoverdracht die nodig is als een
werknemer, bijvoorbeeld door promotie, in een andere regeling terecht
komt, al dan niet uitgevoerd door een andere pensioenuitvoerder. Voor
die situatie is, vergelijkbaar met de artikelen 71 en 75, een recht en, bij
overschrijding van de voorgeschreven termijnen, een mogelijkheid tot
waardeoverdracht gecreëerd in artikel 76 respectievelijk 78.
Maar het kan ook gaan om collectieve waardeoverdracht, bijvoorbeeld
als de werkgever een nieuwe pensioenuitvoerder zoekt of als de onderneming
wordt overgenomen door een andere werkgever (artikel 83).
Individuele deelnemers hebben de mogelijkheid bezwaar te maken
tegen de overdracht. Ook bij waardeoverdracht als gevolg van liquidatie
van de pensioenuitvoerder dient er collectieve waardeoverdracht
plaats te vinden (artikel 84). Hierbij is geen instemming van de deelnemers,
gewezen deelnemers en gepensioneerden nodig.
Box
Om duidelijk te maken welk artikel in welke situatie van toepassing is, is
een tabel opgenomen. Bepalend zijn de volgende elementen:
- Waardeoverdracht op individuele basis of op of collectieve basis?
Hierbij houdt collectieve waardeoverdracht in dat op initiatief van de
werkgever voor alle of een deel van de deelnemers van een regeling
de waarde wordt overdragen naar één andere regeling.
- Waardeoverdracht waarbij van werkgever wordt veranderd of niet?
- Waardeoverdracht waarbij de inhoud van de pensioenovereenkomst
wordt gewijzigd of niet?
- Waardeoverdracht waarbij van pensioenuitvoerder wordt veranderd of
niet?
De volgende combinaties zijn mogelijk.
Artikel dat van toepassing is
| 1 | Individueel | Andere werkgever | Andere inhoud | Andere uitvoerder | 71 of 75
| 2 | Individueel | Andere werkgever | Andere inhoud | Zelfde uitvoerder | 71 of 75
| 3 | Individueel | Andere werkgever | Zelfde inhoud | Andere uitvoerder | 71 of 75
| 4 | Individueel | Andere werkgever | Zelfde inhoud | Zelfde uitvoerder | Geen waardeoverdracht
nodig of 65 of 69
| 5 | Individueel | Zelfde werkgever | Andere inhoud | Andere uitvoerder | 76 of 78
| 6 | Individueel | Zelfde werkgever | Andere inhoud | Zelfde uitvoerder | 76 of 78
| 7 | Individueel | Zelfde werkgever | Zelfde inhoud | Andere uitvoerder | 76 of 80
| 8 | Individueel | Zelfde werkgever | Zelfde inhoud | Zelfde uitvoerder | 79
| 9 | Collectief | Andere werkgever | Andere inhoud | Andere uitvoerder | 79
| 10 | Collectief | Andere werkgever | Andere inhoud | Zelfde uitvoerder | 79
| 11 | Collectief | Andere werkgever | Zelfde inhoud | Andere uitvoerder | 79
| 12 | Collectief | Andere werkgever | Zelfde inhoud | Zelfde uitvoerder | Geen waardeoverdracht
nodig
| 13 | Collectief | Zelfde werkgever | Andere inhoud | Andere uitvoerder | 83
| 14 | Collectief | Zelfde werkgever | Andere inhoud | Zelfde uitvoerder | 83
| 15 | Collectief | Zelfde werkgever | Zelfde inhoud | Andere uitvoerder | 83 of 84
| 16 | Collectief | Zelfde werkgever | Zelfde inhoud | Zelfde uitvoerder | Situatie bestaat niet
|
Ad 1). Deze situatie doet zich voor als een werknemer zijn arbeidsrelatie
met een werkgever beëindigt en bij een nieuwe werkgever gaat werken
(of onder een regeling van een beroepspensioenfonds komt te vallen),
waarbij sprake is van een andere pensioenuitvoerder en een gewijzigde
inhoud van de pensioenovereenkomst. In dat geval heeft de gewezen
deelnemer (tenzij er geen sprake is geweest van índividuele beëindiging)
recht op waardeoverdracht op grond van artikel 77. Voor zover er sprake
is van behouden aanspraken op grond van een pensioenovereenkomst
die is beëindigd vóór 1994 (toen het recht op waardeoverdracht is
gecreëerd), kan waardeoverdracht, bij het afsluiten van een nieuwe
pensioenovereenkomst bij een nieuwe werkgever met een andere
pensioenuitvoerder, plaatsvinden op grond van artikel 77. Ook als de
gewezen deelnemer niet op tijd bij de uitvoerder van de nieuwe pensioenovereenkomst
waardeoverdracht heeft aangevraagd, of als geen sprake
was van índividuele beëindiging, kan waardeoverdracht alleen nog maar
op grond van artikel 75.
Ad 2). Deze situatie is vergelijkbaar met situatie 1, zij het dat hier de
pensioenuitvoerder dezelfde is. Hierbij kan gedacht worden aan de
situatie waarin een bedrijfstakpensioenfonds voor verscheidene bedrijfstakken
verschillende regelingen uitvoert, of de situatie dat de oude en de
nieuwe werkgever dezelfde verzekeraar hebben.
Ad 3). Deze situatie kan zich voordoen als een werknemer van werkgever
verandert, waarbij de nieuwe werkgever op grond van de vrijstellingsregeling
van de Wet Bpf 2000 vrijstelling heeft gekregen van deelname
aan het bedrijfstakpensioenfonds, maar wel gehouden is dezelfde regeling
uit te voeren. In dat geval heeft de deelnemer recht op waardeoverdracht
(artikel 71). Dit recht bestaat niet als het gaat om aanspraken uit een vóór
1994 beëindigd dienstverband, wanneer niet tijdig een aanvraag is gedaan
voor waardeoverdracht, of er geen sprake is geweest van índividuele
beëindiging. In die gevallen bestaat de mogelijkheid van vrijwillige
waardeoverdracht (artikel 75).
Ad 4). Dit betreft de situatie dat de werknemer van werkgever verandert,
maar onder dezelfde pensioenregeling bij dezelfde pensioenuitvoerder
blijft vallen. Doet zich dit voor bij een bedrijfstakpensioenregeling dan
hoeft er geen waardeoverdracht plaats te vinden. Doet zich dit voor bij
een verzekeraar dan is waardeoverdracht wel nodig. Immers, er zal sprake
zijn van een andere uitvoeringsovereenkomst bij die verzekeraar, die
financieel afgescheiden is van andere polissen.
Ad 5). Deze situatie kan zich voordoen als een werkgever twee regelingen
heeft, één voor werknemers tot een bepaalde schaal, en één voor werknemers
vanaf een bepaalde schaal. Als een werknemer promotie maakt
waardoor inhoud van de pensioenovereenkomst wordt gewijzigd omdat
hij onder een andere regeling komt te vallen die bij een andere pensioenuitvoerder
wordt uitgevoerd, heeft de werknemer het recht op waardeoverdracht.
Daarbij moet de overdrachtswaarde voor mannen en vrouwen
gelijk zijn en moet er sprake zijn van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Hierbij is artikel 76 van belang. Voor zover de deelnemer niet binnen
de gestelde termijn van 6 maanden informatie aanvraagt, of er geen
sprake is geweest van índividuele beëindiging, is artikel 78 van belang. In
dat geval zijn de pensioenuitvoerders niet verplicht mee te werken aan het
verzoek tot waardeoverdracht.
Ad 6). Deze situatie is vergelijkbaar met ad 5, zij het dat hierbij de
pensioenuitvoerder dezelfde blijft. Overdracht van de ene regeling naar de
andere bij dezelfde pensioenuitvoerder kan voor de deelnemer van belang
zijn, bijvoorbeeld wanneer de nieuwe regeling een eindloonregeling is.
Door de waardeoverdracht worden bij een eindloonregeling de
aanspraken uit oude jaren bij een salarisverhoging immers ook opgehoogd.
Ad 7). De beschreven situatie ziet onder andere op de mogelijkheid van
«shoppen». Dit is het bij een premie- of kapitaalovereenkomst bij pensionering
aanwenden van het beschikbare kapitaal bij een andere pensioenuitvoerder
voor het inkopen van een periodieke uitkering, dus zonder dat
de werknemer van werkgever verandert en zonder dat de pensioenovereenkomst
wordt gewijzigd. In dat geval is het speciale artikel 84 van
belang. Daarnaast is het aan de orde als een werknemer bij zijn werkgever
blijft, terwijl deze werkgever dezelfde pensioenovereenkomst bij een
andere pensioenuitvoerder onderbrengt zonder dat de werkgever een
verzoek doet tot collectieve waardeoverdracht. In dat geval bestaat er
geen recht op waardeoverdracht voor deze werknemer. Immers, er is geen
sprake van índividuele beëindiging maar van collectieve beëindiging. Wel
is er een mogelijkheid waarde over te dragen op basis van artikel 80.
Ad 8). Deze situatie ziet onder andere op het recht op uitruil van het
partnerpensioen in het ouderdomspensioen en vice verca. Hierbij verandert
noch de werkgever noch de pensioenovereenkomst, noch de
pensioenuitvoerder. Toch is hierbij sprake van waardeoverdracht, namelijk
interne waardeoverdracht. Deze kan plaatsvinden op grond van artikel 79.
De punten 9 tot en met 12 beschrijven de situatie die kan ontstaan bij
overgang van een onderneming. De nieuwe werkgever is de rechtsopvolger
van de oude werkgever. In het kader van deze wet wordt
deze nieuwe werkgever niet gezien als nieuwe werkgever. Vandaar dat ook
hier gelijke behandeling van mannen en vrouwen en collectieve actuariële
gelijkwaardigheid vereist wordt.
Ad 9). Als een onderneming van een werkgever wordt overgenomen door
een andere werkgever blijft de bestaande pensioenregeling op grond van
het Burgerlijk Wetboek in beginsel gehandhaafd, tenzij partijen anders
overeenkomen. Zo kunnen partijen afspreken dat voor de overgenomen
werknemers de regeling van de overnemende partij gaat gelden. In dat
geval is er sprake van een nieuwe werkgever, met een nieuwe overeenkomst,
en mogelijk een nieuwe pensioenuitvoerder. Er kan dan gekozen
worden voor collectieve waardeoverdracht op grond van artikel 83.
Ad 10). De onder 10 beschreven situatie is hetzelfde als die onder 9, alleen
wordt hierbij niet van pensioenuitvoerder gewisseld. Ook hierbij kan
collectieve waardeoverdracht plaatsvinden.
Ad 11). Dit is de situatie dat een werkgever de onderneming van de oude
werkgever overneemt en partijen hebben besloten dat de bestaande regeling
voor de overgenomen werknemers blijft bestaan, waarbij die alleen
bij een andere pensioenuitvoerder wordt ondergebracht.
Ad 12). Dit is de situatie waarbij sprake is van overgang van een onderneming,
waarbij de regeling en de pensioenuitvoerder hetzelfde blijven. De
werkgever verandert wel, maar er is geen collectieve waardeoverdracht
nodig.
Ad 13). Deze situatie ziet erop dat de werkgever een andere regeling treft
en tegelijkertijd van pensioenuitvoerder wisselt. De werkgever kan dan
een verzoek tot collectieve waardeoverdracht doen. In dat geval dient de
overdracht van de aanspraken voor mannen en vrouwen tot gelijke uitkeringen
te leiden en moet de overdracht op collectief niveau gelijkwaardig
zijn. Artikel 83 is van toepassing.
Ad 14). Dit is de situatie dat een werkgever voor alle werknemers een
nieuwe pensioenregeling (die doorwerkt in alle pensioenovereenkomsten)
sluit. De werkgever kan dan een verzoek tot collectieve waardeoverdracht
doen. Bij aanspraken uit de oude regeling die worden ingebracht in de
nieuwe regeling, dient de waardeoverdracht plaats te vinden op grond
van artikel 83. Hierbij dient de waardeoverdracht immers op basis van
collectief actuarieel gelijkwaardigheid plaats te vinden om te voorkomen
dat mannen en vrouwen verschillende pensioenaanspraken krijgen.
Ad 15). Deze situatie gaat over een werkgever die een regeling bij een
andere pensioenuitvoerder onderbrengt en collectief waarde wil overdragen.
Hierbij is gelijke behandeling van mannen en vrouwen noodzakelijk,
waarbij voldaan wordt aan de eis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Ook hierbij is artikel 83 van belang. Het gaat hierbij ook om de
liquidatie van een pensioenuitvoerder. In dat geval is artikel 76 van
belang.
Ad 16). Deze situatie kan niet voorkomen.
Geen mogelijkheid tot waardeoverdracht als groep individuen verzoekt
om waardeoverdracht
Evenals in de PSW kan op basis van deze wet de toezichthouder
waardeoverdracht bij pensioenuitvoerders verbieden als er sprake is van
een groep. De regels rond groepsgewijze waardeoverdracht zijn alleen
aan de orde bij de mogelijkheid tot waardeoverdracht, en dus niet bij het
recht op waardeoverdracht, aangezien dat recht niet geldt bij collectieve
beëindiging. Nieuw ten opzichte van de PSW is dat het bij groep niet
alleen gaat om een mogelijk verbod bij een pensioenfonds van waaruit
een groep individuen hun waarde naar een andere pensioenuitvoerder
willen overdragen, maar ook om een mogelijk verbod bij een verzekeraar
van waaruit een groep individuen hun waarde willen overdragen. Nieuw
is tevens dat ook bij een pensioenuitvoerder waar naartoe een groep
individuen de waarde vanuit één (of meerdere) andere pensioenuitvoerder wil overdragen, een verbod mogelijk is. Het zijn van een groep
hoeft niet een specifieke oorzaak te hebben. Een verzoek van een groep
om waarde naar een andere pensioenuitvoerder(s) over te dragen, kan het
gevolg zijn van een collectief ontslag, maar het kan ook toeval zijn dat een
grote groep individuen een verzoek tot waardeoverdracht doet. Ook een
verzoek waarde over te dragen naar een bepaalde pensioenuitvoerder kan
door toeval ontstaan.
Als er sprake is van een verzoek van een groep individuen voor overdracht
naar of vanuit een pensioenuitvoerder, meldt deze pensioenuitvoerder
dit aan de toezichthouder. Deze toetst of de financiële toestand
van de pensioenuitvoerder het toelaat dat de overdracht plaatsvindt.
Zowel de situatie dat een groep deelnemers de waarde laat overdragen
naar een andere pensioenuitvoerder, als de situatie dat een pensioenuitvoerder
vanuit andere pensioenuitvoerders van een grote groep deelnemers
waarde overgedragen krijgt, kan nadelig zijn voor de achterblijvende
respectievelijk de nieuwe deelnemers, gewezen deelnemers,
gepensioneerden en overige belanghebbenden. De pensioenuitvoerder
van waaruit wordt overgedragen kan bijvoorbeeld nadeel ondervinden als
het gaat om een groep relatief jonge deelnemers. Bij een pensioenuitvoerder
waar naartoe wordt overgedragen kan een toch al precaire
financiële toestand verder verslechteren: immers, bij binnenkomende
waardeoverdracht moet het eigen vermogen over meerdere deelnemers
worden uitgesmeerd omdat bij waardeoverdracht eigenlijk alleen de
contante waarde van de technische voorzieningen meegegeven wordt.
Wanneer er sprake is van waardeoverdracht naar een in het buitenland
gevestigde pensioeninstelling is er geen mogelijkheid een verbod uit te
vaardigen in de situatie dat een groep deelnemers tegelijkertijd bij die
buitenlandse pensioeninstelling binnenkomt. Het gaat dan immers om de
financiële positie van de buitenlandse pensioeninstelling.
Het is de toezichthouder die per situatie moet beoordelen wanneer sprake
is van een financiële toestand die te slecht is om de waardeoverdracht te
laten plaatsvinden. Gegeven de verschillen in bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw
van het deelnemersbestand of de wijze van beleggen, kan dit per
fonds sterk verschillen. Daarom is in de wet een algemene norm opgenomen
op basis waarvan de toezichthouder moet oordelen.
Waardeoverdracht bij aanspraken op basis van voor 1994 beëindigde
dienstverbanden vergemakkelijkt
In de praktijk blijkt waardeoverdracht op vrijwillige basis van pensioenaanspraken
uit dienstverbanden die zijn geëindigd vóór 8 juli 1994 niet
altijd gemakkelijk te verlopen. Deze «oude» pensioenaanspraken hoeven,
voorzover ze vallen onder het overgangsrecht van de wetswijziging van
de PSW uit 2000 (Stb. 1999, 592) onder andere over het verbod op 65-x
financiering, niet volledig te zijn afgefinancierd. Dit overgangsrecht loopt
nog tot 2010. Als de waarde van een dergelijke aanspraak wordt overgedragen,
ontstaat er een lagere aanspraak bij de nieuwe pensioenuitvoerder.
Sommige pensioenuitvoerders zijn bevreesd dat de deelnemer
die waarde vanuit die pensioenuitvoerder heeft overgedragen naar een
andere pensioenuitvoerder of de deelnemer die waarde naar hen toe
overdraagt, later op grond van de wet alsnog bij hen een claim indient om
aanspraken af te financieren. Om deze vrees van de pensioenuitvoerders
weg te nemen wordt in deze wet geregeld dat de werknemer in
geval van niet-volledig afgefinancierde aanspraken expliciet in moet
stemmen met het overdragen van de feitelijk aanwezige waarde en de
daarbij bij de nieuwe pensioenuitvoerder behorende lagere aanspraak. De
oude en de nieuwe pensioenuitvoerder worden daardoor gevrijwaard van
claims. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het advies van de Stichting
van de Arbeid over de algemene maatregel van bestuur rekenregels over
waardeoverdracht van de PSW uit 2003 (STAR 03/03, Rapport Evaluatie
waardeoverdracht pensioenen).
Waardeoverdracht naar Nederlandse pensioenuitvoerders die niet onder
de Pensioenwet vallen
Deze wet ziet op tussen werknemers en werkgevers overeengekomen
pensioenovereenkomsten. Het recht op waardeoverdracht is dan
ook primair van toepassing op aanspraken die bij een pensioenuitvoerder
zijn ondergebracht welke zijn gebaseerd op een pensioenovereenkomst.
Echter, er zijn bestaan ook aanspraken die niet op basis van een pensioenovereenkomst
tot stand zijn gekomen.
Zo zijn er de pensioenfondsen die beroepspensioenregelingen voor vrije
beroepsbeoefenaren uitvoeren. Daarnaast is er het bij wet ingestelde
pensioenfonds voor de notarissen, dat deels betrekking heeft op werknemers,
deels op zelfstandige beroepsgenoten. In deze wet wordt
waardeoverdracht van en naar deze pensioenuitvoerders expliciet mogelijk
gemaakt. Daardoor wordt het gemakkelijker van werknemer beroepsbeoefenaar
te worden en vice versa.
Vooraf aangeven hoe binnenkomende waarde verdeeld wordt over
verschillende aanspraken
Op grond van deze wet worden pensioenuitvoerders verplicht in
het pensioenreglement op te nemen hoe binnenkomende waardes in het
kader van waardeoverdracht over de onderdelen van de pensioenovereenkomst
worden verdeeld. Dit is met name relevant als de oude en de
nieuwe pensioenovereenkomst verschillen qua pensioensoorten of
karakter van de overeenkomst of als de onderdelen in verschillende
verhoudingen voorkomen. Zo kan de ene pensioenovereenkomst wel en
de andere geen vrijwillige regeling bevatten, of kan een ouderdomspensioen
gedeeltelijk in de vorm van een uitkeringsovereenkomst en gedeeltelijk
in de vorm van een premieovereenkomst zijn opgezet. Door in het
reglement vast te leggen hoe inkomende waarde wordt aangewend, weet
een deelnemer bij een verzoek tot waardeoverdracht waar hij aan toe is en
dat de waarde juist toegedeeld wordt.
Waardeoverdracht en de directeur-grootaandeelhouder
Op grond van de PSW is het mogelijk dat een directeur-grootaandeelhouder
die een gewone werknemer wordt, waarde overdraagt van in
eigen beheer of in een pensioen-BV opgebouwde aanspraken, naar de
nieuwe pensioenuitvoerder. Op grond van deze wet zal dit niet
meer mogelijk zijn. Dat is het logisch gevolg van de keuze de directeurgrootaandeelhouder
volledig buiten de reikwijdte van deze wet te houden.[ zie hoofdstuk 8 van de PW-Vraagbaak 'dga' ]
Het gaat bij directeur-grootaandeelhouders nu eenmaal niet om pensioen
in de zin van deze wet. Daarom is waardeoverdracht in dat geval
niet mogelijk.
Kosten waardeoverdracht
Voorzover het gaat om een recht van de deelnemer en een plicht van de
pensioenuitvoerder om mee te werken mogen geen kosten bij de deelnemer
in rekening worden gebracht. Dit is een continuering van het reeds
bestaande beleid. Wanneer er geen plicht voor de pensioenuitvoerder is
mee te werken met waardeoverdracht, maar dat slechts op vrijwillige
basis plaatsvindt, is deze vrij om in een afzonderlijke rekening de administratiekosten
bij de deelnemer in rekening te brengen. Deze kosten mogen
niet in mindering gebracht worden op de aanspraak.
Internationale waardeoverdracht
Nieuw ten opzichte van de PSW zijn de bepalingen met betrekking tot
internationale waardeoverdracht. Het wettelijk regelen van internationale
waardeoverdracht is onder andere van belang geworden sinds de implementatie
van Richtlijn 2003/41/EG. Als bijvoorbeeld een Nederlandse
werkgever ervoor kiest een pensioenovereenkomst voortaan door een
buitenlandse pensioeninstelling te laten uitvoeren, is het wenselijk dat
waardeoverdracht in dat kader goed geregeld is. De bepalingen over
internationale waardeoverdracht zijn grotendeels in lijn met de bepalingen
over waardeoverdracht binnen Nederland, en zijn bovendien gebaseerd
op de beleidsregels die de toezichthouder in de loop der tijd op dit
punt heeft ontwikkeld.
Zo krijgt een individuele werknemer die bij een (al dan niet buitenlandse)
werkgever gaat werken die de pensioenovereenkomst heeft ondergebracht
bij een pensioeninstelling of verzekeraar in de EU, een vergelijkbaar
recht op waardeoverdracht als hij zou hebben gehad bij wisseling
van dienstverband met een werkgever die de pensioenovereenkomst in
Nederland heeft ondergebracht. Expliciet wordt daarbij de eis gesteld dat
de mogelijkheden voor afkoop na waardeoverdracht niet ruimer zijn dan
op basis van deze wet.
Ook wordt individuele waardeoverdracht bij wisseling van werkgever naar
verzekeraars of pensioeninstellingen buiten de EU of pensioeninstellingen
binnen de EU voorzover ze niet vallen onder de richtlijn 2003/41/EG,
mogelijk gemaakt. Daarbij worden een aantal specifieke eisen gesteld,
immers garantie op basisbescherming zoals die voortvloeit uit richtlijn
2003/41/EG ontbreekt hier. Zo wordt vereist dat de buitenlandse instelling
of verzekeraar onder toezicht staat van de overheid. Ook is vereist dat het
gaat om een instelling waarvan het vermogen juridisch gescheiden is van
de werkgever of een speciale preferentieregeling ten gunste van
pensioengerechtigden kent. Een verzoek voor waardeoverdracht naar een
instelling die is gevestigd buiten de EU zal bovendien altijd aan de
toezichthouder moeten worden gemeld.
Tot slot is bepaald dat een Nederlandse pensioenuitvoerder verplicht is
mee te werken aan een verzoek van een werknemer om waarde bij een
pensioeninstelling of verzekeraar uit een andere lidstaat naar deze Nederlandse
pensioenuitvoerder over te dragen. Pensioenuitvoerders dienen
deze waarde in te brengen, behalve als de buitenlandse regelgeving als
voorwaarde voor overdracht eisen aan de nieuwe regeling of de nieuwe
pensioenuitvoerder stelt die strijdig met Nederlandse regelgeving zouden
zijn.
|
|
|