Par. 7.2.2 Memorie van Toelichting
Waardeoverdracht
De regels rond waardeoverdracht zijn in deze wet inhoudelijk grotendeels gelijk aan die in de PSW. Nieuw zijn de bepalingen rond internationale waardeoverdracht. Ook is de opzet van de wetsartikelen over waardeoverdracht ten opzichte van de PSW verhelderd. Evenals in de PSW zullen de regels rond waardeoverdracht in lagere regelgeving worden uitgewerkt. Ook deze lagere regelgeving zal in verband met de gewijzigde eisen ten aanzien van financiële zekerstelling – zoals het werken met een marktwaardering bij het bepalen van de technische voorzieningen in plaats van een vaste rekenrente – inhoudelijk afwijken van de lagere regelgeving bij de PSW op dit punt.

Waardeoverdracht wordt in deze wet niet langer beschouwd als een vorm van afkoop. Afkoop is gedefinieerd als iedere handeling waardoor pensioenaanspraken of -rechten hun pensioenbestemming verliezen. Bij waardeoverdracht is dat niet het geval: waardeoverdracht wordt immers gedefinieerd als iedere handeling waarbij de waarde van pensioenaanspraken ofrechten wordt aangewend voor andere pensioenaanspraken ofrechten bij dezelfde of een andere pensioenuitvoerder, dan wel gelijke aanspraken of rechten bij een andere pensioenuitvoerder. Er zijn vele vormen van waardeoverdracht toegestaan. Deze zijn in twee hoofdvormen op te delen, te weten waardeoverdracht waarbij de werknemer van werkgever verandert en waardeoverdracht waarbij de werknemer bij dezelfde werkgever blijft.

1. Waardeoverdracht die plaatsvindt waarbij de individuele werknemer van werkgever verandert of beroepsgenoot wordt in een sector waar voor die beroepsgroep deelneming in een beroepspensioenregeling verplicht is gesteld. Het gaat hierbij om een recht op waardeoverdracht van de deelnemer en een plicht voor de oude en de nieuwe pensioenuitvoerder hieraan mee te werken (artikel 71) ingeval van individuele beëindiging. Voorzover het gaat om waarde behorend bij aanspraken opgebouwd in een dienstbetrekking die vóór 1994 (het jaar waarin het wettelijk recht is geïntroduceerd) is beëindigd, is er geen recht maar een mogelijkheid voor waardeoverdracht voor de gewezen deelnemer. Ook als de deelnemer de termijnen bij het recht op waardeoverdracht overschrijdt (het verzoek om een opgave moet uiterlijk binnen 6 maanden na het begin van de nieuwe pensioenovereenkomst worden ingediend) of als er geen sprake is van individuele beëindiging, is er geen recht op waardeoverdracht maar een mogelijkheid (zie artikel 75).

De gewezen deelnemer kan in dat geval een verzoek indienen. Pensioenuitvoerders zijn niet verplicht daaraan mee te werken (artikel 75). Als de dekkingsgraad bij het overdragende of het ontvangende pensioenfonds lager is dan 100% of bij de overdragende of ontvangende verzekeraar de noodregeling van toepassing is, wordt het recht op waardeoverdracht opgeschort. De belangen van de achterblijvende respectievelijk nieuwe deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden zouden in een dergelijke situatie immers kunnen worden geschaad door een waardeoverdracht. Het recht herleeft als het pensioenfonds weer een dekkingsgraad heeft die boven de 100% ligt of als de voor de verzekeraar de noodregeling is opgeheven. Bij waardeoverdracht bij wisseling van werkgever dient de actuariële waarde van de over te dragen aanspraken bij de nieuwe uitvoerder op individuele basis hetzelfde te zijn als bij de oude.

2. Waardeoverdracht die plaatsvindt zonder dat de deelnemer (of deelnemers) verandert (of veranderen) van werkgever. Omdat de arbeidsverhouding hier niet wordt gewijzigd, geldt het voorschrift voor gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Dit impliceert dat de over te dragen waarde dusdanig moet worden vastgesteld dat het te verwerven pensioen voor mannen en vrouwen gelijk is. De over te dragen waarde moet bovendien dusdanig berekend worden dat er op het niveau van de pensioenuitvoerder geen geld achterblijft (de eis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid).

Het kan bij deze tweede hoofdvorm van waardeoverdracht zowel om individuele als om collectieve waardeoverdracht gaan.

Bij vormen van individuele waardeoverdracht gaat het onder andere om het uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen of andere keuzemogelijkheden tussen pensioensoorten (artikel 79). Daarnaast gaat het om het inkopen van pensioen op basis van een kapitaal uit een kapitaal- of premieovereenkomst bij een andere pensioenuitvoerder («shoppen», artikel 80). Een andere vorm van individuele waardeoverdracht waarbij de werkgever niet verandert, is waardeoverdracht die nodig is als een werknemer, bijvoorbeeld door promotie, in een andere regeling terecht komt, al dan niet uitgevoerd door een andere pensioenuitvoerder. Voor die situatie is, vergelijkbaar met de artikelen 71 en 75, een recht en, bij overschrijding van de voorgeschreven termijnen, een mogelijkheid tot waardeoverdracht gecreëerd in artikel 76 respectievelijk 78.

Maar het kan ook gaan om collectieve waardeoverdracht, bijvoorbeeld als de werkgever een nieuwe pensioenuitvoerder zoekt of als de onderneming wordt overgenomen door een andere werkgever (artikel 83).

Individuele deelnemers hebben de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de overdracht. Ook bij waardeoverdracht als gevolg van liquidatie van de pensioenuitvoerder dient er collectieve waardeoverdracht plaats te vinden (artikel 84). Hierbij is geen instemming van de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden nodig.

Box
Om duidelijk te maken welk artikel in welke situatie van toepassing is, is een tabel opgenomen.
Bepalend zijn de volgende elementen:
De volgende combinaties zijn mogelijk.
Artikel dat van toepassing is
1 Individueel Andere werkgever Andere inhoud Andere uitvoerder 71 of 75
2 Individueel Andere werkgever Andere inhoud Zelfde uitvoerder 71 of 75
3 Individueel Andere werkgever Zelfde inhoud Andere uitvoerder 71 of 75
4 Individueel Andere werkgever Zelfde inhoud Zelfde uitvoerder Geen waardeoverdracht nodig of 65 of 69
5 Individueel Zelfde werkgever Andere inhoud Andere uitvoerder 76 of 78
6 Individueel Zelfde werkgever Andere inhoud Zelfde uitvoerder 76 of 78
7 Individueel Zelfde werkgever Zelfde inhoud Andere uitvoerder 76 of 80
8 Individueel Zelfde werkgever Zelfde inhoud Zelfde uitvoerder 79
9 Collectief Andere werkgever Andere inhoud Andere uitvoerder 79
10 Collectief Andere werkgever Andere inhoud Zelfde uitvoerder 79
11 Collectief Andere werkgever Zelfde inhoud Andere uitvoerder 79
12 Collectief Andere werkgever Zelfde inhoud Zelfde uitvoerder Geen waardeoverdracht nodig
13 Collectief Zelfde werkgever Andere inhoud Andere uitvoerder 83
14 Collectief Zelfde werkgever Andere inhoud Zelfde uitvoerder 83
15 Collectief Zelfde werkgever Zelfde inhoud Andere uitvoerder 83 of 84
16 Collectief Zelfde werkgever Zelfde inhoud Zelfde uitvoerder Situatie bestaat niet

Ad 1). Deze situatie doet zich voor als een werknemer zijn arbeidsrelatie met een werkgever beëindigt en bij een nieuwe werkgever gaat werken (of onder een regeling van een beroepspensioenfonds komt te vallen), waarbij sprake is van een andere pensioenuitvoerder en een gewijzigde inhoud van de pensioenovereenkomst. In dat geval heeft de gewezen deelnemer (tenzij er geen sprake is geweest van índividuele beëindiging) recht op waardeoverdracht op grond van artikel 77. Voor zover er sprake is van behouden aanspraken op grond van een pensioenovereenkomst die is beëindigd vóór 1994 (toen het recht op waardeoverdracht is gecreëerd), kan waardeoverdracht, bij het afsluiten van een nieuwe pensioenovereenkomst bij een nieuwe werkgever met een andere pensioenuitvoerder, plaatsvinden op grond van artikel 77. Ook als de gewezen deelnemer niet op tijd bij de uitvoerder van de nieuwe pensioenovereenkomst waardeoverdracht heeft aangevraagd, of als geen sprake was van índividuele beëindiging, kan waardeoverdracht alleen nog maar op grond van artikel 75.

Ad 2). Deze situatie is vergelijkbaar met situatie 1, zij het dat hier de pensioenuitvoerder dezelfde is. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin een bedrijfstakpensioenfonds voor verscheidene bedrijfstakken verschillende regelingen uitvoert, of de situatie dat de oude en de nieuwe werkgever dezelfde verzekeraar hebben.

Ad 3). Deze situatie kan zich voordoen als een werknemer van werkgever verandert, waarbij de nieuwe werkgever op grond van de vrijstellingsregeling van de Wet Bpf 2000 vrijstelling heeft gekregen van deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds, maar wel gehouden is dezelfde regeling uit te voeren. In dat geval heeft de deelnemer recht op waardeoverdracht (artikel 71). Dit recht bestaat niet als het gaat om aanspraken uit een vóór 1994 beëindigd dienstverband, wanneer niet tijdig een aanvraag is gedaan voor waardeoverdracht, of er geen sprake is geweest van índividuele beëindiging. In die gevallen bestaat de mogelijkheid van vrijwillige waardeoverdracht (artikel 75).

Ad 4). Dit betreft de situatie dat de werknemer van werkgever verandert, maar onder dezelfde pensioenregeling bij dezelfde pensioenuitvoerder blijft vallen. Doet zich dit voor bij een bedrijfstakpensioenregeling dan hoeft er geen waardeoverdracht plaats te vinden. Doet zich dit voor bij een verzekeraar dan is waardeoverdracht wel nodig. Immers, er zal sprake zijn van een andere uitvoeringsovereenkomst bij die verzekeraar, die financieel afgescheiden is van andere polissen.

Ad 5). Deze situatie kan zich voordoen als een werkgever twee regelingen heeft, één voor werknemers tot een bepaalde schaal, en één voor werknemers vanaf een bepaalde schaal. Als een werknemer promotie maakt waardoor inhoud van de pensioenovereenkomst wordt gewijzigd omdat hij onder een andere regeling komt te vallen die bij een andere pensioenuitvoerder wordt uitgevoerd, heeft de werknemer het recht op waardeoverdracht.

Daarbij moet de overdrachtswaarde voor mannen en vrouwen gelijk zijn en moet er sprake zijn van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Hierbij is artikel 76 van belang. Voor zover de deelnemer niet binnen de gestelde termijn van 6 maanden informatie aanvraagt, of er geen sprake is geweest van índividuele beëindiging, is artikel 78 van belang. In dat geval zijn de pensioenuitvoerders niet verplicht mee te werken aan het verzoek tot waardeoverdracht.

Ad 6). Deze situatie is vergelijkbaar met ad 5, zij het dat hierbij de pensioenuitvoerder dezelfde blijft. Overdracht van de ene regeling naar de andere bij dezelfde pensioenuitvoerder kan voor de deelnemer van belang zijn, bijvoorbeeld wanneer de nieuwe regeling een eindloonregeling is. Door de waardeoverdracht worden bij een eindloonregeling de aanspraken uit oude jaren bij een salarisverhoging immers ook opgehoogd.

Ad 7). De beschreven situatie ziet onder andere op de mogelijkheid van «shoppen». Dit is het bij een premie- of kapitaalovereenkomst bij pensionering aanwenden van het beschikbare kapitaal bij een andere pensioenuitvoerder voor het inkopen van een periodieke uitkering, dus zonder dat de werknemer van werkgever verandert en zonder dat de pensioenovereenkomst wordt gewijzigd. In dat geval is het speciale artikel 84 van belang. Daarnaast is het aan de orde als een werknemer bij zijn werkgever blijft, terwijl deze werkgever dezelfde pensioenovereenkomst bij een andere pensioenuitvoerder onderbrengt zonder dat de werkgever een verzoek doet tot collectieve waardeoverdracht. In dat geval bestaat er geen recht op waardeoverdracht voor deze werknemer. Immers, er is geen sprake van índividuele beëindiging maar van collectieve beëindiging. Wel is er een mogelijkheid waarde over te dragen op basis van artikel 80.

Ad 8). Deze situatie ziet onder andere op het recht op uitruil van het partnerpensioen in het ouderdomspensioen en vice verca. Hierbij verandert noch de werkgever noch de pensioenovereenkomst, noch de pensioenuitvoerder. Toch is hierbij sprake van waardeoverdracht, namelijk interne waardeoverdracht. Deze kan plaatsvinden op grond van artikel 79.

De punten 9 tot en met 12 beschrijven de situatie die kan ontstaan bij overgang van een onderneming. De nieuwe werkgever is de rechtsopvolger van de oude werkgever. In het kader van deze wet wordt deze nieuwe werkgever niet gezien als nieuwe werkgever. Vandaar dat ook hier gelijke behandeling van mannen en vrouwen en collectieve actuariële gelijkwaardigheid vereist wordt.

Ad 9). Als een onderneming van een werkgever wordt overgenomen door een andere werkgever blijft de bestaande pensioenregeling op grond van het Burgerlijk Wetboek in beginsel gehandhaafd, tenzij partijen anders overeenkomen. Zo kunnen partijen afspreken dat voor de overgenomen werknemers de regeling van de overnemende partij gaat gelden. In dat geval is er sprake van een nieuwe werkgever, met een nieuwe overeenkomst, en mogelijk een nieuwe pensioenuitvoerder. Er kan dan gekozen worden voor collectieve waardeoverdracht op grond van artikel 83.

Ad 10). De onder 10 beschreven situatie is hetzelfde als die onder 9, alleen wordt hierbij niet van pensioenuitvoerder gewisseld. Ook hierbij kan collectieve waardeoverdracht plaatsvinden.

Ad 11). Dit is de situatie dat een werkgever de onderneming van de oude werkgever overneemt en partijen hebben besloten dat de bestaande regeling voor de overgenomen werknemers blijft bestaan, waarbij die alleen bij een andere pensioenuitvoerder wordt ondergebracht.

Ad 12). Dit is de situatie waarbij sprake is van overgang van een onderneming, waarbij de regeling en de pensioenuitvoerder hetzelfde blijven. De werkgever verandert wel, maar er is geen collectieve waardeoverdracht nodig.

Ad 13). Deze situatie ziet erop dat de werkgever een andere regeling treft en tegelijkertijd van pensioenuitvoerder wisselt. De werkgever kan dan een verzoek tot collectieve waardeoverdracht doen. In dat geval dient de overdracht van de aanspraken voor mannen en vrouwen tot gelijke uitkeringen te leiden en moet de overdracht op collectief niveau gelijkwaardig zijn. Artikel 83 is van toepassing.

Ad 14). Dit is de situatie dat een werkgever voor alle werknemers een nieuwe pensioenregeling (die doorwerkt in alle pensioenovereenkomsten) sluit. De werkgever kan dan een verzoek tot collectieve waardeoverdracht doen. Bij aanspraken uit de oude regeling die worden ingebracht in de nieuwe regeling, dient de waardeoverdracht plaats te vinden op grond van artikel 83. Hierbij dient de waardeoverdracht immers op basis van collectief actuarieel gelijkwaardigheid plaats te vinden om te voorkomen dat mannen en vrouwen verschillende pensioenaanspraken krijgen.

Ad 15). Deze situatie gaat over een werkgever die een regeling bij een andere pensioenuitvoerder onderbrengt en collectief waarde wil overdragen. Hierbij is gelijke behandeling van mannen en vrouwen noodzakelijk, waarbij voldaan wordt aan de eis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Ook hierbij is artikel 83 van belang. Het gaat hierbij ook om de liquidatie van een pensioenuitvoerder. In dat geval is artikel 76 van belang.

Ad 16). Deze situatie kan niet voorkomen.

Geen mogelijkheid tot waardeoverdracht als groep individuen verzoekt om waardeoverdracht
Evenals in de PSW kan op basis van deze wet de toezichthouder waardeoverdracht bij pensioenuitvoerders verbieden als er sprake is van een groep. De regels rond groepsgewijze waardeoverdracht zijn alleen aan de orde bij de mogelijkheid tot waardeoverdracht, en dus niet bij het recht op waardeoverdracht, aangezien dat recht niet geldt bij collectieve beëindiging. Nieuw ten opzichte van de PSW is dat het bij groep niet alleen gaat om een mogelijk verbod bij een pensioenfonds van waaruit een groep individuen hun waarde naar een andere pensioenuitvoerder willen overdragen, maar ook om een mogelijk verbod bij een verzekeraar van waaruit een groep individuen hun waarde willen overdragen. Nieuw is tevens dat ook bij een pensioenuitvoerder waar naartoe een groep individuen de waarde vanuit één (of meerdere) andere pensioenuitvoerder wil overdragen, een verbod mogelijk is. Het zijn van een groep hoeft niet een specifieke oorzaak te hebben. Een verzoek van een groep om waarde naar een andere pensioenuitvoerder(s) over te dragen, kan het gevolg zijn van een collectief ontslag, maar het kan ook toeval zijn dat een grote groep individuen een verzoek tot waardeoverdracht doet. Ook een verzoek waarde over te dragen naar een bepaalde pensioenuitvoerder kan door toeval ontstaan.

Als er sprake is van een verzoek van een groep individuen voor overdracht naar of vanuit een pensioenuitvoerder, meldt deze pensioenuitvoerder dit aan de toezichthouder. Deze toetst of de financiële toestand van de pensioenuitvoerder het toelaat dat de overdracht plaatsvindt.

Zowel de situatie dat een groep deelnemers de waarde laat overdragen naar een andere pensioenuitvoerder, als de situatie dat een pensioenuitvoerder vanuit andere pensioenuitvoerders van een grote groep deelnemers waarde overgedragen krijgt, kan nadelig zijn voor de achterblijvende respectievelijk de nieuwe deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en overige belanghebbenden. De pensioenuitvoerder van waaruit wordt overgedragen kan bijvoorbeeld nadeel ondervinden als het gaat om een groep relatief jonge deelnemers. Bij een pensioenuitvoerder waar naartoe wordt overgedragen kan een toch al precaire financiële toestand verder verslechteren: immers, bij binnenkomende waardeoverdracht moet het eigen vermogen over meerdere deelnemers worden uitgesmeerd omdat bij waardeoverdracht eigenlijk alleen de contante waarde van de technische voorzieningen meegegeven wordt.

Wanneer er sprake is van waardeoverdracht naar een in het buitenland gevestigde pensioeninstelling is er geen mogelijkheid een verbod uit te vaardigen in de situatie dat een groep deelnemers tegelijkertijd bij die buitenlandse pensioeninstelling binnenkomt. Het gaat dan immers om de financiële positie van de buitenlandse pensioeninstelling.

Het is de toezichthouder die per situatie moet beoordelen wanneer sprake is van een financiële toestand die te slecht is om de waardeoverdracht te laten plaatsvinden. Gegeven de verschillen in bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw van het deelnemersbestand of de wijze van beleggen, kan dit per fonds sterk verschillen. Daarom is in de wet een algemene norm opgenomen op basis waarvan de toezichthouder moet oordelen.

Waardeoverdracht bij aanspraken op basis van voor 1994 beëindigde dienstverbanden vergemakkelijkt
In de praktijk blijkt waardeoverdracht op vrijwillige basis van pensioenaanspraken uit dienstverbanden die zijn geëindigd vóór 8 juli 1994 niet altijd gemakkelijk te verlopen. Deze «oude» pensioenaanspraken hoeven, voorzover ze vallen onder het overgangsrecht van de wetswijziging van de PSW uit 2000 (Stb. 1999, 592) onder andere over het verbod op 65-x financiering, niet volledig te zijn afgefinancierd. Dit overgangsrecht loopt nog tot 2010. Als de waarde van een dergelijke aanspraak wordt overgedragen, ontstaat er een lagere aanspraak bij de nieuwe pensioenuitvoerder.

Sommige pensioenuitvoerders zijn bevreesd dat de deelnemer die waarde vanuit die pensioenuitvoerder heeft overgedragen naar een andere pensioenuitvoerder of de deelnemer die waarde naar hen toe overdraagt, later op grond van de wet alsnog bij hen een claim indient om aanspraken af te financieren. Om deze vrees van de pensioenuitvoerders weg te nemen wordt in deze wet geregeld dat de werknemer in geval van niet-volledig afgefinancierde aanspraken expliciet in moet stemmen met het overdragen van de feitelijk aanwezige waarde en de daarbij bij de nieuwe pensioenuitvoerder behorende lagere aanspraak. De oude en de nieuwe pensioenuitvoerder worden daardoor gevrijwaard van claims. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan het advies van de Stichting van de Arbeid over de algemene maatregel van bestuur rekenregels over waardeoverdracht van de PSW uit 2003 (STAR 03/03, Rapport Evaluatie waardeoverdracht pensioenen).

Waardeoverdracht naar Nederlandse pensioenuitvoerders die niet onder de Pensioenwet vallen
Deze wet ziet op tussen werknemers en werkgevers overeengekomen pensioenovereenkomsten. Het recht op waardeoverdracht is dan ook primair van toepassing op aanspraken die bij een pensioenuitvoerder zijn ondergebracht welke zijn gebaseerd op een pensioenovereenkomst. Echter, er zijn bestaan ook aanspraken die niet op basis van een pensioenovereenkomst tot stand zijn gekomen.

Zo zijn er de pensioenfondsen die beroepspensioenregelingen voor vrije beroepsbeoefenaren uitvoeren. Daarnaast is er het bij wet ingestelde pensioenfonds voor de notarissen, dat deels betrekking heeft op werknemers, deels op zelfstandige beroepsgenoten. In deze wet wordt waardeoverdracht van en naar deze pensioenuitvoerders expliciet mogelijk gemaakt. Daardoor wordt het gemakkelijker van werknemer beroepsbeoefenaar te worden en vice versa.

Vooraf aangeven hoe binnenkomende waarde verdeeld wordt over verschillende aanspraken
Op grond van deze wet worden pensioenuitvoerders verplicht in het pensioenreglement op te nemen hoe binnenkomende waardes in het kader van waardeoverdracht over de onderdelen van de pensioenovereenkomst worden verdeeld. Dit is met name relevant als de oude en de nieuwe pensioenovereenkomst verschillen qua pensioensoorten of karakter van de overeenkomst of als de onderdelen in verschillende verhoudingen voorkomen. Zo kan de ene pensioenovereenkomst wel en de andere geen vrijwillige regeling bevatten, of kan een ouderdomspensioen gedeeltelijk in de vorm van een uitkeringsovereenkomst en gedeeltelijk in de vorm van een premieovereenkomst zijn opgezet. Door in het reglement vast te leggen hoe inkomende waarde wordt aangewend, weet een deelnemer bij een verzoek tot waardeoverdracht waar hij aan toe is en dat de waarde juist toegedeeld wordt.

Waardeoverdracht en de directeur-grootaandeelhouder
Op grond van de PSW is het mogelijk dat een directeur-grootaandeelhouder die een gewone werknemer wordt, waarde overdraagt van in eigen beheer of in een pensioen-BV opgebouwde aanspraken, naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Op grond van deze wet zal dit niet meer mogelijk zijn. Dat is het logisch gevolg van de keuze de directeurgrootaandeelhouder volledig buiten de reikwijdte van deze wet te houden.[ zie hoofdstuk 8 van de PW-Vraagbaak 'dga' ]

Het gaat bij directeur-grootaandeelhouders nu eenmaal niet om pensioen in de zin van deze wet. Daarom is waardeoverdracht in dat geval niet mogelijk.

Kosten waardeoverdracht
Voorzover het gaat om een recht van de deelnemer en een plicht van de pensioenuitvoerder om mee te werken mogen geen kosten bij de deelnemer in rekening worden gebracht. Dit is een continuering van het reeds bestaande beleid. Wanneer er geen plicht voor de pensioenuitvoerder is mee te werken met waardeoverdracht, maar dat slechts op vrijwillige basis plaatsvindt, is deze vrij om in een afzonderlijke rekening de administratiekosten bij de deelnemer in rekening te brengen. Deze kosten mogen niet in mindering gebracht worden op de aanspraak.

Internationale waardeoverdracht
Nieuw ten opzichte van de PSW zijn de bepalingen met betrekking tot internationale waardeoverdracht. Het wettelijk regelen van internationale waardeoverdracht is onder andere van belang geworden sinds de implementatie van Richtlijn 2003/41/EG. Als bijvoorbeeld een Nederlandse werkgever ervoor kiest een pensioenovereenkomst voortaan door een buitenlandse pensioeninstelling te laten uitvoeren, is het wenselijk dat waardeoverdracht in dat kader goed geregeld is. De bepalingen over internationale waardeoverdracht zijn grotendeels in lijn met de bepalingen over waardeoverdracht binnen Nederland, en zijn bovendien gebaseerd op de beleidsregels die de toezichthouder in de loop der tijd op dit punt heeft ontwikkeld.

Zo krijgt een individuele werknemer die bij een (al dan niet buitenlandse) werkgever gaat werken die de pensioenovereenkomst heeft ondergebracht bij een pensioeninstelling of verzekeraar in de EU, een vergelijkbaar recht op waardeoverdracht als hij zou hebben gehad bij wisseling van dienstverband met een werkgever die de pensioenovereenkomst in Nederland heeft ondergebracht. Expliciet wordt daarbij de eis gesteld dat de mogelijkheden voor afkoop na waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

Ook wordt individuele waardeoverdracht bij wisseling van werkgever naar verzekeraars of pensioeninstellingen buiten de EU of pensioeninstellingen binnen de EU voorzover ze niet vallen onder de richtlijn 2003/41/EG, mogelijk gemaakt. Daarbij worden een aantal specifieke eisen gesteld, immers garantie op basisbescherming zoals die voortvloeit uit richtlijn 2003/41/EG ontbreekt hier. Zo wordt vereist dat de buitenlandse instelling of verzekeraar onder toezicht staat van de overheid. Ook is vereist dat het gaat om een instelling waarvan het vermogen juridisch gescheiden is van de werkgever of een speciale preferentieregeling ten gunste van pensioengerechtigden kent. Een verzoek voor waardeoverdracht naar een instelling die is gevestigd buiten de EU zal bovendien altijd aan de toezichthouder moeten worden gemeld.

Tot slot is bepaald dat een Nederlandse pensioenuitvoerder verplicht is mee te werken aan een verzoek van een werknemer om waarde bij een pensioeninstelling of verzekeraar uit een andere lidstaat naar deze Nederlandse pensioenuitvoerder over te dragen. Pensioenuitvoerders dienen deze waarde in te brengen, behalve als de buitenlandse regelgeving als voorwaarde voor overdracht eisen aan de nieuwe regeling of de nieuwe pensioenuitvoerder stelt die strijdig met Nederlandse regelgeving zouden zijn.

« terug
Pensioenwet: