Art. 75 Pensioenwet
Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling
   1.Indien in de in artikel 71 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat:
      a. de deelnemer niet voldaan heeft aan de in artikel 71, derde lid, omschreven verplichting om binnen zes maanden een opgave te vragen; of
   b. sprake is van de in artikel 73 bedoelde situatie;
is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien voldaan wordt aan de in artikel 71, eerste en vierde lid, genoemde voorwaarden.

   2.Indien in de in artikel 71 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, omdat er geen sprake is van een individuele beëindiging, is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:
      a. wordt voldaan aan de in artikel 71, eerste lid, onderdeel b en tweede zin, en vierde lid, genoemde voorwaarden;
      b. de overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerders aan wie door een groep gewezen deelnemers verzoeken tot waardeoverdracht worden gedaan, dit schriftelijk hebben gemeld aan de toezichthouder; en
      c. de toezichthouder binnen drie maanden na de melding geen verbod tot waardeoverdracht heeft opgelegd aan een van beide pensioenuitvoerders.

   3.Indien de financiering van de aanspraken van de gewezen deelnemer bij de overdragende pensioenuitvoerder nog niet is voltooid overeenkomstig artikel 55 kan de pensioenuitvoerder ondanks de lagere waarde en de daaruit bij de ontvangende pensioenuitvoerder resulterende lagere pensioenaanspraken de waarde overdragen indien de gewezen deelnemer en zijn partner schriftelijk hiermee instemmen en mits sprake is van de in artikel 72, onderdeel c, of de in artikel 73 bedoelde situatie.

« terug
Meer informatie:

Pensioenwet: