|
|
|
1. De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming:
a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken op grond van artikel 55;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; en
d. informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder.
2.De in het eerste lid bedoelde informatie kan in afwijking van het bepaalde in artikel 49 elektronisch ter beschikking worden gesteld indien de verworven pensioenopbouw minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag, tenzij de deelnemer hiertegen bezwaar maakt.
3.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.
| |
Eerste lid, onderdeel a
De in het eerste lid, onderdeel a, opgenomen verplichting geldt ook al op
basis van artikel 8, vierde lid, van de PSW en artikel 13, vijfde lid, van de
Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW en op basis van artikel 17b,
eerste lid, onderdeel g, ten 2° van de PSW zoals geformuleerd in de wet
ter implementatie van richtlijn 2003/41/EG.
Er is voor gekozen om in dit artikel te spreken over «opgebouwde» in
plaats van «verworven» hoewel incidenteel de dekking op risicobasis ook
na de beëindiging van de deelneming nog doorloopt. Als dat zo is, moet
daarover ook informatie worden verstrekt. De informatieplicht op grond
van het eerste lid, onderdeel a, is nagenoeg identiek aan de informatieplicht
die op grond van artikel 38, eerste lid, onderdeel a, geldt. Verschil is
dat op basis van het onderhavige artikel informatie moet worden gegeven
over de opgebouwde in plaats van de verworven aanspraken. Informatie
over pensioenen op risicobasis is dan, anders dan op grond van artikel 38,
niet meer aan de orde omdat deze in het algemeen bij de beëindiging
zullen zijn vervallen. Denkbaar is dat iemand in de basispensioenregeling
deelnemer is en blijft, maar in de vrijwillige pensioenregeling gewezen
deelnemer wordt. Dan is zowel artikel 38 als artikel 39 voor hem relevant.
Eerste lid, onderdeel b
Het voorschrift om bij beëindiging van de deelname te informeren over de
toeslagverlening, zal worden uitgewerkt in een algemene maatregel van
bestuur. Het gaat om informatie over het beleid inzake toeslagverlening.
Vermeld zal moeten worden:
- wat het ambitieniveau is en wat de voorwaarden zijn waaronder
toeslagverlening wordt toegepast, en
- wat de verwachtingen zijn ten aanzien van toekomstige toeslagverlening.
Eerste lid, onderdeel c en d
Voor de deelnemer die gewezen deelnemer wordt zijn een aantal onderwerpen
specifiek van belang (zie onderdeel c). Deze zullen nader uitgewerkt
worden in lagere regelgeving op basis van het tweede lid. Daarbij
moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de mogelijkheden van waardeoverdracht
en afkoop. Het is ook belangrijk dat de pensioenuitvoerder de
deelnemer wijst op de consequenties van arbeidsongeschiktheid omdat
de deelnemer zich moet aanmelden bij de pensioenuitvoerder om eventueel
in aanmerking te komen voor voortzetting van pensioenopbouw bij
arbeidsongeschiktheid. Dit onderdeel sluit aan bij artikel 17b, eerste lid,
onderdeel g, ten 4°, PSW, zoals geformuleerd in de wet ter
implementatie van richtlijn 2003/41/EG. Tot slot dient de deelnemer die
gewezen deelnemer wordt op grond van onderdeel d geïnformeerd te
worden over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren
van de pensioenuitvoerder. Deze verplichting is vergelijkbaar met die van
artikel 38, eerste lid, onderdeel e, en betreft het feit dat er een bewindvoerder
is aangesteld, dat er aanwijzingen zijn gegeven door de toezichthouder
of dat er een kortetermijnherstelplan actueel is. Deze omstandigheden
kunnen een rol spelen bij de overweging al dan niet waarde over te
laten dragen. Onderdeel d sluit aan bij artikel 17b, eerste lid, onderdeel h,
PSW, zoals geformuleerd in de wet ter implementatie van richtlijn
2003/41/EG.
Derde lid
Evenals met betrekking tot artikel 38 is gekozen voor een meer gedetailleerde
uitwerking bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
N.B.:
Het tweede lid is later toegevoegd. Hoofdregel in de Pensioenwet is, dat informatie schriftelijk verstrekt moet wotden, tenzij de informatiegerechtigde instemt met elektronische verstrekkking. Lid 2 geeft de pensioenuitvoerder de mogelijkheid om ook zonder instemming de informatie elektronisch te verstrekken wanneer de pensioenopbouw onder het in art. 66 PW genoemde bedrag blijft en de informatiegerechtigde daartegen geen bezwaar maakt.
|
|
|