1. Bij beëindiging van de deelneming behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment opgebouwde pensioenaanspraken indien er sprake is van een uitkeringsovereenkomst of een kapitaalovereenkomst. Deze pensioenaanspraak dient volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging. In geval van premievrijmaking op grond van artikel 29, vierde lid, wordt daarmee bij de vaststelling van de opgebouwde aanspraken rekening gehouden.
2. Bij een premieovereenkomst wordt bij beëindiging van de deelneming
de vaststelling van de pensioenaanspraken als volgt uitgevoerd: het
tot op dat moment ontstane kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging
beschikbaar gestelde premies wordt:
a. belegd tot de pensioendatum;
b. aangewend voor de aankoop van een verzekerd kapitaal dat
beschikbaar komt op de pensioendatum; of
c. aangewend voor een verzekerde levenslange uitkering vanaf de
pensioendatum, al dan niet in combinatie met een aanspraak op
nabestaandenpensioen.
3. Indien de opzet van de premieovereenkomst zodanig is dat de
beschikbaar gestelde premie direct, en niet pas bij de beëindiging van de
deelneming, wordt aangewend voor een uitkering of kapitaal, dan geldt
het eerste lid.
4. Deelnemers en andere aanspraakgerechtigden die na beëindiging
van de deelneming aan een pensioenregeling naar een andere lidstaat
van de Europese Unie verhuizen behouden hun pensioenaanspraak in
dezelfde mate als deelnemers en andere aanspraakgerechtigden die na
beëindiging van de deelneming in Nederland blijven.
5. Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen op risicobasis behoudt de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen, waarbij rekening wordt gehouden met het partnerpensioen verkregen op grond van artikel 61. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op werkloosheidsuitkering van zijn woonland.
Toelichting bij lid 5:
Dit amendement strekt ertoe dat ingeval van een partnerpensioen op risicobasis de aanspraak daarop behouden blijft indien de deelnemer na beëindiging van de deelneming een werkloosheidsuitkering ontvangt; gedurende de uitkeringsperiode wordt de hoogte van het partnerpensioen vaastgesteld alsof het op opbouwbasis is overeengekomen.
Toelichting bij de uitbreiding door de 'Veegwet' in 2008:
Op
grond van artikel 61 van de Pensioenwet heeft de deelnemer ook het
recht om bij het einde van het deelnemerschap ouderdomspensioen in te
ruilen voor partnerpensioen. Als de deelnemer dat doet ligt het voor de
hand dat bij de voortzetting van de partnerpensioendekking rekening
wordt gehouden met dat omgeruilde partnerpensioen. Anders zou eventueel
een dubbele dekking kunnen ontstaan.
|