Art. 78 Pensioenwet
Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek deelnemer bij andere pensioenovereenkomst met zelfde werkgever
  1.Indien in de in artikel 76 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat de deelnemer niet voldaan heeft aan de in artikel 76, derde lid, omschreven verplichting om binnen zes maanden een opgave te vragen, is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien voldaan wordt aan de in artikel 76, eerste en vierde lid, opgenomen voorwaarden.

  2.Indien in de in artikel 76 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat er geen sprake is van een individuele beëindiging, is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:
    a. wordt voldaan aan de in artikel 76, eerste lid, onderdeel b en tweede zin, en vierde lid, genoemde voorwaarden;
    b. de overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerders aan wie door een groep gewezen deelnemers verzoeken tot waardeoverdracht worden gedaan niet identiek zijn hetgeen zij schriftelijk hebben gemeld aan de toezichthouder; en
    c. de toezichthouder binnen drie maanden na de melding geen verbod tot waardeoverdracht heeft opgelegd aan een van beide pensioenuitvoerders.

Memorie van Toelichting
Dit artikel ziet evenals artikel 76 op de situatie dat de deelnemer bij dezelfde werkgever in een andere pensioenregeling gaat deelnemen, bijvoorbeeld omdat hij promotie maakt. Wanneer echter niet aan de voorwaarde inzake de termijn van het verzoek tot waardeoverdracht wordt voldaan, bestaat er geen plicht tot waardeoverdracht maar op grond van het eerste lid een bevoegdheid tot waardeoverdracht (vergelijk de verhouding tussen artikel 71 en 75). In de tweede lid is voorzien in een bevoegdheid tot waardeoverdracht voor het geval er geen recht op waardeoverdracht bestaat omdat er geen sprake is van individuele beëindiging (vergelijk artikel 75, tweede lid). Zoals in de toelichting bij artikel 76 is aangegeven is het mogelijk dat de overdragende en ontvangende pensioenuitvoerder dezelfde zijn. In dat geval kan de financiële positie van de pensioenuitvoerder geen belemmering zijn en is geen melding aan de toezichthouder nodig. De overeenkomst tussen artikel 76 en 78 is dat in beide gevallen sprake moet zijn van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en sekseneutraliteit. Die eisen van sekseneutraliteit en collectieve actuariële gelijkwaardigheid gelden niet in de in artikel 75 omschreven situatie.

« terug
Pensioenwet: