|
|
|
Deze artikelen geven in navolging van de artikelen 44, 45 en 46 van de
Wfd en het Bfd de partijen in de distributieketen een rol bij het weren van
malafide partijen op de markt. De verboden uit artikel 44 van de Wfd en de
praktische uitwerking daarvan in de artikelen 45 en 46 van de Wfd en het
Bfd zijn in de artikelen 4:94 tot en met 4:96 samengevoegd. Op deze
manier wordt in de bepalingen tot uitdrukking gebracht op welke
momenten aanbieders, bemiddelaars en gevolmachtigde agenten moeten
nagaan of de partijen in de distributieketen die zij inschakelen of door
welke zij worden ingeschakeld handelen in strijd met een verbod als
bedoeld in artikel 1:58, tweede lid, of artikel 4:4, eerste lid, of met een
verbod als neergelegd in hoofdstuk 2.2. Van handelen in strijd met een
verbod als neergelegd in hoofdstuk 2.2 is sprake indien de betreffende
financiële onderneming vergunningplichtig is en niet valt onder een
uitzondering, ontheffing of vrijstelling. Als daarvan sprake is, mag de
desbetreffende partij in de distributieketen niet (langer) worden ingeschakeld
of mogen er niet (langer) activiteiten voor de desbetreffende partij
worden verricht. Wel wordt de mogelijkheid geboden om bestaande
overeenkomsten af te wikkelen.
Artikelen 4:94 en 4:95
Deze artikelen bevatten een vergewisplicht met betrekking tot de
«legaliteit» van een lagere schakel in de distributieketen en vervangen
daarmee de artikelen 44, derde en vierde lid, 45 en 46 van de Wfd. Artikel
4:94 bevat een vergewisplicht voor aanbieders die door tussenkomst van
een bemiddelaar aanbieden alsmede – op grond van artikel 4:92, eerste lid
– voor (onder)gevolmachtigde agenten die door tussenkomst van een
bemiddelaar optreden en voor bemiddelaars die door tussenkomst van
een onderbemiddelaar bemiddelen. Artikel 4:95 bevat een vergewisplicht
voor aanbieders die een volmacht verlenen aan een gevolmachtigde
agent alsmede – op grond van artikel 4:92, tweede lid – voor gevolmachtigde
agenten die een ondervolmacht verlenen aan een ondergevolmachtigde
agent en voor ondergevolmachtigde agenten die op hun beurt een
ondervolmacht verlenen aan een andere ondergevolmachtigde agent.
Kortheidshalve zal hierna alleen gesproken worden over de verplichtingen
van de aanbieder.
De aanbieder heeft op grond van de artikelen 4:94 en 4:95 een vergewisplicht.
Het eerste lid, onderdeel a, verplicht hem om na te gaan of de
bemiddelaar waarmee hij voornemens is voor de eerste maal te gaan
samenwerken onderscheidenlijk de kandidaat-gevolmachtigde agent, niet
handelt in strijd met de vergunningplicht van artikel 2:80, eerste lid,
onderscheidenlijk 2:92, eerste lid. Daartoe dient de aanbieder na te gaan
of de bemiddelaar onderscheidenlijk de gevolmachtigde agent wellicht is
uitgezonderd van de vergunningplicht, een ontheffing heeft of onder een
vrijstelling valt. Door middel van raadpleging van het register, bedoeld in
artikel 1:107, kan worden nagegaan of een vergunningplichtige partij
inderdaad over een vergunning, een grond voor uitzondering op de
vergunningplicht (zoals notificatie), of een ontheffing beschikt. Daarnaast
dient de aanbieder na te gaan of aan de bemiddelaar of gevolmachtigde
agent geen activiteitenverbod is opgelegd als bedoeld in artikel 1:58,
tweede lid, of 4:4, eerste lid. Ook dit kan de aanbieder nagaan door
raadpleging van het register. Indien de bemiddelaar onderscheidenlijk de
gevolmachtigde agent niet over de vereiste vergunning of ontheffing
beschikt en evenmin onder een uitzondering valt, is het de aanbieder niet
toegestaan de bemiddelaar in te schakelen of een volmacht te verlenen
aan de kandidaat-gevolmachtigde agent.
Daarna moet de aanbieder op grond van het tweede lid deze controle
eens in de twaalf maanden herhalen. Bovendien moet de aanbieder deze
controle uitvoeren indien hem tussentijds in het kader van de normale
bedrijfsvoering signalen bereiken die twijfel oproepen over de legaliteit
van het handelen van de bemiddelaar onderscheidenlijk de gevolmachtigde
agent. Een artikel in de vakpers, stevige geruchten in de branche of
een mededeling van de toezichthouders omtrent de illegaliteit van een
bemiddelaar of gevolmachtigde agent kunnen aanleiding zijn voor de
aanbieder om dat na te gaan.
Indien inderdaad blijkt dat de bemiddelaar onderscheidenlijk de
gevolmachtigde agent handelt in strijd met het verbod in artikel 2:80,
eerste lid, onderscheidenlijk 2:92, eerste lid, of dat aan hem een verbod
als bedoeld in artikel 1:58, tweede lid, of 4:4, eerste lid, is opgelegd, kan
de aanbieder gelet op het derde lid geen overeenkomsten meer aangaan
door tussenkomst van de bemiddelaar en dient hij de volmacht van de
gevolmachtigde agent te beëindigen. Voorzover het hem is toegestaan
overeenkomsten af te wikkelen kan de bemiddelaar de aanbieder nog
assisteren bij het beheer en de uitvoering van reeds aangegane overeenkomsten
inzake een krediet of een verzekering.
Voor de gevolmachtigde agent geldt dat de verzekeraar hem kan
belasten met het beheer en de afwikkeling van de door hem gevormde
verzekeringsportefeuille.
|
|
|