|
|
|
1.Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning te bemiddelen.
2.De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid en van hetgeen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen is bepaald met betrekking tot bemiddelen, indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.
3.De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid aan:
a. een persoon die met een overleden bemiddelaar tot het tijdstip van diens overlijden een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad; of
b. een niet tot de huishouding behorend kind van een overleden bemiddelaar,
indien het bedrijf van de overleden bemiddelaar wordt voortgezet en de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.
4.De in het derde lid bedoelde ontheffing kan met terugwerkende kracht worden verleend tot de datum van overlijden. De ontheffing wordt voor ten hoogste een jaar verleend en kan ten hoogste tweemaal met een jaar worden verlengd.
5.Het tweede lid is niet van toepassing op het bemiddelen in verzekeringen.
|
|
|
Het eerste lid van dit artikel bevat het verbod om in Nederland zonder
vergunning te bemiddelen.Dit verbod wordt overgenomen uit artikel 10
van de Wfd. Het eerste lid onderwerpt het in Nederland verrichten van
deze financiële dienst aan een vergunningplicht.
Het element «vanuit Nederland» wordt niet overgenomen uit de Wfd,
omdat het verlenen van vergunningen aan ondernemingen met zetel in
Nederland die uitsluitend diensten verlenen voor buitenlandse cliënten
niet past in de doelstelling van dit voorstel om het verlenen van financiële
diensten op de Nederlandse financiële markten via een vergunning te
reguleren. Een eerste uitzondering hierop vormen de financiële diensten
die via het internet in een andere lidstaat worden verleend door financiële
ondernemingen met zetel of bijkantoor in Nederland. Op grond van het
land-van-herkomstbeginsel van de richtlijn inzake elektronische handel
wordt in Nederland toezicht gehouden op deze financiële ondernemingen,
ook in die gevallen waarin de financiële diensten via het internet alleen
aan inwoners van andere lidstaten verleend worden. Dit wordt geregeld in
artikel 1:17. Een tweede uitzondering voor bemiddelen in verzekeringen
die verband houdt met de richtlijn verzekeringsbemiddeling wordt in
artikel 1:22 geregeld. Zie de toelichting van dat artikel.
In het tweede lid van dit artikel wordt de bevoegdheid van artikel 18 van
de Wfd om ontheffing te verlenen van het verbod om te bemiddelen, de
zogenaamde zware ontheffingen, overgenomen. De ontheffing wordt op
aanvraag verleend door de vergunningverlenende toezichthouder.De
ontheffing kan voorwaardelijk, gedeeltelijk en/of voor bepaalde tijd
worden verleend.Aan deze zware ontheffingen kunnen door de toezichthouder
voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld
op gelijke wijze als bij de vergunningsbesluiten het geval is (zie artikel
1:105, eerste lid, aanhef en onderdeel d, juncto 1:102, tweede lid). De
intrekking kan zowel ambtshalve als op aanvraag geschieden (zie artikel
1:104). Voorts is in een bevoegdheid tot afwikkeling voorzien (artikel 1:104,
derde lid).Als wettelijke beslistermijn voor verlening van de ontheffing is
een termijn van 13 weken opgenomen (artikel 1:102, derde lid).
In het tweede lid wordt bepaald dat de aanvrager van de ontheffing aan
moet tonen dat de belangen die het Deel Markttoegang financiële
ondernemingen en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen
beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.Dit
onderscheid doet recht aan de eigenstandige betekenis van het door de
AFM uit te oefenen toezicht en waarborgt dat de belangen van het
«eigen» toezicht leidend zijn bij de beoordeling van de aanvraag.De
aanvrager dient aan te tonen dat op andere wijze het gewenste beschermingsniveau
wordt bereikt. Uiteindelijk is het aan de toezichthouder om te
beoordelen of de zware ontheffing daadwerkelijk kan worden verleend,
het betreft niet een gebonden bevoegdheid. Het beëindigen van de
ontheffing kan geëffectueerd worden op eigen verzoek van de houder
daarvan of bij besluit van toezichthouder. Ook hierbij is geen sprake van
een gebonden bevoegdheid tenzij de situaties opgesomd in artikel 1:104,
tweede lid, zich voordoen.
In het derde en vierde lid van dit artikel worden met enkele tekstuele
wijzigingen het tweede en derde lid van artikel 22 van de Wfd overgenomen.
Met de tijdelijke ontheffing van het verbod om zonder vergunning
te bemiddelen wordt aan de in de onderdelen a en b van het derde lid
genoemde personen de mogelijkheid geboden om het bedrijf van een
overleden bemiddelaar voort te zetten. In beginsel krijgen zij een jaar de
tijd om aan de vergunningeisen te voldoen en zelf een vergunning aan te
vragen.Gedurende die tijd dienen zij uiteraard de overige regels van dit
voorstel in acht te nemen. Artikel 22, vijfde lid, van de Wfd is vervat in
artikel 1:105, eerste lid, onderdeel d, juncto 1:102, tweede lid. De AFM kan op
grond van deze artikelen voorschriften verbinden aan deze zware
ontheffing en daarmee aan het voortzetten van het bedrijf.
|
|
|
|
Art. 1:22 heeft betrekking op bemiddelen vanuit Nederland ten behoeve van klanten in een andere Lidstaat.
|
|