|
|
|
1.Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning op te treden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent.
2.De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.
|
|
|
Het eerste lid van dit artikel bevat het verbod om in Nederland zonder
vergunning op te treden als gevolmachtigde of ondergevolmachtigde
agent. Dit verbod wordt overgenomen uit artikel 10 van de Wfd. Het eerste
lid onderwerpt het in Nederland verrichten van deze financiële dienst aan
een vergunningplicht.
Het element «vanuit Nederland» wordt niet overgenomen uit de Wfd,
omdat het verlenen van vergunningen aan in Nederland gevestigde
ondernemingen die uitsluitend diensten verlenen voor buitenlandse
cliënten niet past in de doelstelling van dit voorstel om het verlenen van
financiële diensten op de Nederlandse financiële markten door middel van
een vergunning te reguleren. Een eerste uitzondering hierop vormen de
financiële diensten die via het internet in een andere lidstaat worden
verleend door financiële ondernemingen met zetel of bijkantoor in
Nederland. Op grond van het land-van-herkomstbeginsel van de richtlijn
inzake elektronische handel wordt in Nederland toezicht gehouden op
deze financiële ondernemingen, ook in die gevallen waarin de financiële
diensten via het internet alleen aan inwoners van andere lidstaten
verleend worden. Dit wordt geregeld in artikel 1:17.
Een tweede uitzondering voor bemiddelen in verzekeringen die verband
houdt met de richtlijn verzekeringsbemiddeling wordt in artikel 1:22
geregeld. Zie de toelichting van dat artikel.
In het tweede lid van dit artikel wordt de bevoegdheid van artikel 18 van
de Wfd om ontheffing te verlenen van het verbod om op te treden als
gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agent, de zogenaamde zware
ontheffingen, overgenomen. De ontheffing wordt op aanvraag verleend
door de AFM. Deze ontheffing kan voorwaardelijk, gedeeltelijk en/of voor
bepaalde tijd worden verleend. Aan deze zware ontheffingen kunnen door
de AFM voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld
op gelijke wijze als bij de vergunningsbesluiten het geval is (zie artikel
1:105, eerste lid, aanhef en onderdeel d, juncto 1:102, tweede lid). De
intrekking kan zowel ambtshalve als op aanvraag geschieden (zie artikel
1:104). Voorts is in een bevoegdheid tot afwikkeling voorzien (artikel 1:104,
derde lid). Als wettelijke beslistermijn voor verlening van de ontheffing is
een termijn van 13 weken opgenomen (artikel 1:102, derde lid).
In het tweede lid wordt bepaald dat de aanvrager van de ontheffing aan
moet tonen dat de belangen die het Deel Markttoegang financiële
ondernemingen en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen
beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd. Dit
onderscheid doet recht aan de eigenstandige betekenis van het door de
AFM uit te oefenen toezicht en waarborgt dat de belangen van het
«eigen» toezicht leidend zijn bij de beoordeling van de aanvraag. De
aanvrager dient aan te tonen dat op andere wijze het gewenste beschermingsniveau
wordt bereikt. Uiteindelijk is het aan de toezichthouder om te
beoordelen of de zware ontheffing daadwerkelijk kan worden verleend,
het betreft niet een gebonden bevoegdheid. Het beëindigen van de
ontheffing kan geëffectueerd worden op eigen verzoek van de houder
daarvan of bij besluit van de AFM. Ook hierbij is geen sprake van een
gebonden bevoegdheid tenzij de situaties opgesomd in artikel 1:104,
tweede lid, zich voordoen.
|
|
|
|
Art. 1:22 heeft betrekking op bemiddelen vanuit Nederland ten behoeve van klanten in een andere Lidstaat.
|
|