|
|
|
Naast de verplichte onderdelen van de uitvoeringsovereenkomst (paragraaf
4.6.1) zijn er ook nog een aantal onderwerpen waartoe werkgever en
pensioenuitvoerder niet verplicht worden afspraken te maken, maar waarvoor
wel geldt dat indien de werkgever en de pensioenuitvoerder over
deze onderwerpen afspraken maken, de betreffende afspraken in de
uitvoeringsovereenkomst moeten worden opgenomen.
Deze zogenoemde
«als – dan»-onderdelen betreffen:
- Een voorbehoud van de werkgever tot het verlagen of stop zetten van
de betaling van de premie;
- Hoe wordt omgegaan met eventuele kortingen op de premie;
- Een bijstortingsverplichting voor de werkgever en de voorwaarden
waaronder de werkgever moet bijstorten;
- Vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling;
- Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds;
- Rechten en plichten met betrekking tot vrijwillige pensioenregelingen.
Betalingsvoorbehoud werkgever
Als een werkgever zichzelf het recht voorbehoudt tot vermindering of
beëindiging van zijn premie aan de pensioenregeling, dient dit voorbehoud
op te worden genomen in de uitvoeringsovereenkomst én in de
pensioenovereenkomst. Als in de pensioenovereenkomst geen betalingsvoorbehoud
is opgenomen, kan de uitvoeringsovereenkomst ook geen
betalingsvoorbehoud bevatten.
De voorschriften uit de PSW inzake dit voorbehoud van het recht tot
vermindering of beëindiging van de betaling van de premie blijven
gehandhaafd.
Kortingen op de premie
De werkgever en de pensioenuitvoerder kunnen een premiekortingsregeling
afspreken. Als dat het geval is, moet die regeling in de uitvoeringsovereenkomst
worden opgenomen. De afspraken moeten in ieder
geval betrekking hebben op de voorwaarden waaronder sprake is van een
korting op de premie, de wijze waarop de hoogte van de premiekorting
wordt bepaald en op wat er met die korting gebeurt (bijvoorbeeld terugsluizing
naar de werkgever, terugsluizing naar de werkgever en werknemers
of toevoeging aan een toeslagdepot, etc.). Als de pensioenuitvoerder
een pensioenfonds betreft, dienen de partijen zich bij het sluiten van
de uitvoeringsovereenkomst te houden aan de bepalingen over het
kostendekkend zijn van de premie. In dat kader geldt dat een pensioenfonds
alleen premies kan terugstorten of kan verlagen als ook de eventuele
voorwaardelijke toeslagen in de toekomst kunnen worden verleend.
Het besluit om tot premiekorting over te gaan moet voor advies langs de
deelnemersraad.
Bijstortingsverplichting werkgever
Als de werkgever en de pensioenuitvoerder een bijstortingsverplichting
voor de werkgever overeenkomen, moet deze afspraak in de uitvoeringsovereenkomst
worden opgenomen. Daarbij moet in ieder geval afgesproken
worden onder welke voorwaarden de werkgever moet bijstorten
en hoe de hoogte van de bijstorting wordt bepaald.
Vrijwillige voortzetting
Als de werkgever en werknemer in de pensioenovereenkomst hebben
afgesproken dat het mogelijk is de pensioenregeling vrijwillig voort te
zetten na beëindiging van de arbeidsverhouding, moeten de werkgever en
de pensioenuitvoerder in de uitvoeringsovereenkomst afspraken maken
over deze mogelijkheid, de daarbij behorende verplichtingen en de financiële
relatie tussen de pensioenuitvoerder en de werknemers.
Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds
Als een werkgever zich vrijwillig aansluit bij een bedrijfstakpensioenfonds,
moet in de uitvoeringsovereenkomst vermeld worden op grond van welke
aansluitingscriteria de vrijwillige aansluiting is gerealiseerd (zie ook paragraaf
5.3.3).
|
|
|