|
|
|
De onderhavige tekst is gebaseerd op de uitgangspunten van artikel 9a
van de PSW, tweede lid, zoals dat is geformuleerd in het wetsvoorstel ter
implementatie van richtlijn 2003/41/EG (Kamerstukken II 2004/05, 30 104,
nr. 2). Het artikel heeft betrekking op de prudente vaststelling van de technische
voorzieningen en betreft de uitwerking van onderdeel 10 van de
nota Hoofdlijnen FTK. Onder technische voorzieningen wordt verstaan de
contante waarde van de toekomstige verplichtingen.
Eerste lid
De tekst van dit lid is gebaseerd op artikel 9a, tweede lid, eerste volzin,
van de PSW zoals voorgesteld in het wetsvoorstel ter implementatie van
richtlijn 2003/41/EG en vereist dat er toereikende technische voorzieningen
zijn voor de pensioenverplichtingen (pensioenaanspraken en pensioenrechten).
Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in artikel 2:92 van het
wetsvoorstel Wft waarin staat dat een verzekeraar toereikende technische
voorzieningen aanhoudt.
Dit lid moet in samenhang met artikel 17 van de wet worden
gezien als de «vertaling» van artikel 7a van de PSW. Het onderhavige lid
heeft betrekking op de financiering; artikel 17 ziet op de opbouw. De in
artikel 9a, tweede lid, van de PSW opgenomen zinsnede dat het gaat om
«het geheel van uit statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen» is geschrapt omdat pensioenverplichtingen niet uitsluitend
afkomstig zijn uit statuten en reglementen. Ook andere communicatie
kan leiden tot verplichtingen. De in artikel 9a, tweede lid, eerste
volzin, opgenomen zinsnede dat een pensioenfonds te allen tijde over
voldoende activa en passiva beschikt om deze technische voorzieningen
te dekken is niet in dit artikel overgenomen. Die eis is nu, in andere
bewoordingen, geformuleerd in artikel 133. Anders dan in artikel 9a,
tweede lid, van de PSW is hier niet apart de eis gesteld dat de technische
voorzieningen elk jaar worden berekend. Aan die eis, die is vastgelegd in
het derde lid van artikel 15 van richtlijn 2003/41/EG, wordt voldaan door
middel van artikel 147 op grond waarvan jaarlijks een actuarieel verslag
moet worden gemaakt. Daarvoor vindt een berekening van de technische
voorzieningen plaats. Een tweede verschil met artikel 9a, tweede lid, van
de PSW is dat in het nu voorgestelde artikel niet geëist wordt dat de berekening
door een actuaris wordt gemaakt. Richtlijn 2003/41/EG biedt ook de
ruimte daartoe. Aangezien op grond van artikel 147 de eis geldt dat een
(externe) actuaris jaarlijks het actuarieel verslag maakt, is het niet noodzakelijk
om de eis dat berekening van de technische voorzieningen uitgevoerd
en gewaarmerkt moet worden door een actuaris ook hier te stellen.
Evenmin is dus de eis uit artikel 9a, tweede lid, van de PSW overgenomen
dat de berekeningen gewaarmerkt moeten worden omdat op basis van
artikel 147 de waarmerking van de berekening van de technische voorzieningen
geregeld is.
Artikel 15, tweede lid, van richtlijn 2003/41/EG verplicht de lidstaten te
verzekeren dat instellingen die pensioenregelingen uitvoeren en dekking
bieden tegen biometrische risico’s of een garantie bieden met betrekking
tot hetzij het beleggingsrendement, hetzij een bepaalde hoogte van de
uitkeringen, toereikende technische voorzieningen vaststellen met betrekking
tot het geheel van de pensioenregelingen. Biometrische risico’s zijn,
blijkens artikel 6, onderdeel h, van richtlijn 2003/41/EG risico’s in verband
met overlijden of arbeidsongeschiktheid en levensverwachting. Pensioenfondsen
die pensioenregelingen uitvoeren bieden per definitie dekking
tegen biometrische, ofwel actuariële risico’s. Ook bij zuivere premieovereenkomsten
is het vaststellen van technische voorzieningen noodzakelijk,
weliswaar nog niet in de opbouwfase, maar wel in de uitkeringsfase.
Immers het feit dat een ouderdomspensioenuitkering verplicht
levenslang is en een partnerpensioen levenslang kan zijn, maakt dat er
vanaf dat moment wel biometrische risico’s gedekt worden door het
pensioenfonds en is dus het vaststellen van een technische voorziening
noodzakelijk. Indien de toeslagverlening naar het oordeel van de toezichthouder
niet als voorwaardelijk kan worden aangemerkt, bijvoorbeeld
omdat de voorwaardelijkheidsverklaring ontbreekt, geldt uiteraard dat
hiervoor ook technische voorzieningen moeten worden vastgesteld.
Tweede lid, onderdeel a
De tekst van dit onderdeel is gebaseerd op artikel 9a, tweede lid, onderdeel
a, en b, PSW, zoals geformuleerd in het wetsvoorstel ter implementatie
van richtlijn 2003/41/EG en vormt een invulling van de in die onderdelen
opgenomen eisen die gebaseerd zijn op de uitvoerige omschrijvingen
in artikel 15, vierde lid, onderdeel a en b, van richtlijn 2003/41/EG.
Een prudente waardering houdt in dat uitgegaan wordt van marktwaardering,
rekening houdend met in het derde lid genoemde voorzichtigheidsmarges.
Hiermee wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd, maar wordt
de wettekst wel beter leesbaar. De intentie blijft ongewijzigd.
Evenals uitdrukkelijk in de richtlijn en in artikel 9a, tweede lid, PSW is
bepaald geldt dat het minimumbedrag voldoende moet zijn om te waarborgen
dat de uitbetaling van reeds verschuldigde pensioenen aan de
pensioengerechtigden kan worden voortgezet en om de verplichtingen te
weerspiegelen die voortvloeien uit de opgebouwde pensioenrechten van
de deelnemers. De economische en actuariële hypothesen die voor de
waardering van de passiva worden gehanteerd, moeten eveneens op
prudente wijze worden bepaald, waarbij een redelijke marge voor negatieve
afwijkingen in acht genomen moet worden, indien van toepassing.
Tweede lid, onderdeel b
De tekst van dit lid is gebaseerd op artikel 9a, tweede lid, onderdeel c, van
de PSW, zoals geformuleerd in het wetsvoorstel ter implementatie van
richtlijn 2003/41/EG. De tekst is iets ingekort omdat de zinsnede «, rekening
houdend met de hoofdkenmerken van de deelnemersgroep en de
pensioenregelingen, in het bijzonder de verwachte veranderingen in de
relevante risico’s» eigenlijk alleen een illustratie is van het begrip
prudente beginselen. Het begrip «tabellen»is vervangen door «grondslagen» omdat dat in Nederland een meer gangbare term is.
Tweede lid, onderdeel c
De tekst van dit lid is gebaseerd op artikel 9a, tweede lid, onderdeel d, van
de PSW, zoals geformuleerd in het wetsvoorstel ter implementatie van
richtlijn 2003/41/EG.
Derde lid
Met dit lid is gebruikt gemaakt van de in artikel 15, vijfde lid, van richtlijn
2003/41/EG gegeven bevoegdheid aan de lidstaten om de berekeningswijze
van de technische voorzieningen nader uit te werken. Deze mogelijkheid
wordt bij de implementatie van de richtlijn opgenomen in artikel 9d
van de PSW. In artikel 15, vijfde lid, van de richtlijn is aangegeven dat het
opleggen van aanvullende voorwaarden kan geschieden met het oog op
de voldoende bescherming van de belangen van deelnemers en pensioengerechtigden.
Dit is in de richtlijn verwoord door de formulering «voorzover
dit vanuit prudentieel oogpunt gerechtvaardigd is». Deze regelgeving
zal onder meer een uitwerking geven van onderdeel 31 van de nota
Hoofdlijnen-FTK (Kamerstukken II 2004/05, 28 294, nr. 4 herdruk) waarin is
aangegeven dat bij of krachtens de Pensioenwet de systematiek van de te
gebruiken nominale en reële disconteringsvoet (de rekenrente) zal worden
bepaald. Daarbij zal onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende
categorieën van verschillende risico’s.
Tevens is het op grond van dit lid mogelijk om regels te stellen aan de
frequentie waarmee de berekening van de technische voorzieningen
plaatsvindt. Op grond van artikel 9a, tweede lid, van de PSW en artikel 15,
derde lid, van richtlijn 2003/41/EG moeten de technische voorzieningen elk
jaar worden berekend. Omdat op grond van artikel 147 de eis geldt dat er
jaarlijks staten moeten worden ingediend, is gewaarborgd dat die berekening
in ieder geval één keer per jaar gebeurt.
De uitwerking houdt verband met onderdeel 21 van de nota Hoofdlijnen
FTK (Kamerstukken II 2004/05, 28 294, nr. 4 herdruk) over de marktwaardering
van verplichtingen, hetgeen nader is uitgewerkt in de nota Uitwerking
FTK, onderdeel 7 (Kamerstukken II 2004/05, 28 294, nr. 11). Als referentiekader
zal de toezichthouder een nominale rentetermijnstructuur publiceren,
waarbij gebruik zal worden gemaakt van informatie uit de swapmarkt.
|
|
|