|
|
|
|
|
Door de onderbrengingsplicht ontstaat een van de belangrijkste pijlers van
de Pensioenwet: de driehoeksverhouding tussen werkgever, werknemer
en pensioenuitvoerder. Hoewel het de bedoeling van de wetgever was, om
absolute duidelijkheid te verschaffen over de verdeling van de verantwoordelijkheden
tussen de drie partijen, zagen we al eerder dat de Pensioenwet
niet geheel in deze opzet geslaagd is.
Een paar voorbeelden:
- Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgever en pensioenuitvoerder
voor de afgifte en inhoud van de startbrief.
- De verzekeraar mag een tussen werkgever en werknemers gesloten
pensioenovereenkomst, niet uitvoeren als de overeenkomst strijdig is
met de wet.
- De pensioenuitvoerder is verplicht bepaalde risico’s die partijen contractueel
bij de deelnemer heeft gelegd, te verminderen.
Met andere woorden: de zorgplicht van de pensioenuitvoerder raakt in
bepaalde situaties de inhoud van een pensioenovereenkomst, waarin hij
geen partij is.
Aan de bepaling dat een verzekeraar een pensioenovereenkomst die strijdig
is met de wet, niet mag uitvoeren, gaat het verbod richting werkgever
en werknemer vooraf om een dergelijke overeenkomst tot stand te brengen.
Om de cirkel rond te maken, voegt de wet daaraan toe dat werkgever
en uitvoerder geen uitvoeringsovereenkomst mag sluiten die in strijd is
met de wet.
Dit betekent dat een verzekeraar de inhoud van de pensioenovereenkomst
moet toetsen aan de wettelijke bepalingen, voordat hij besluit op
basis daarvan een uitvoeringsovereenkomst aan te gaan met de werkgever.
Het houdt ook in dat lopende de contractsperiode de werkgever en de
pensioenuitvoerder wetswijzigingen of nieuwe regelgeving moeten doorvoeren.
Ook hier rust een zorgplicht op de uitvoerder die verder gaat dan
de overeenkomst waarbij hij partij is. Een wetswijziging kan er immers toe
leiden dat de pensioenovereenkomst in strijd is met de dan geldende wettelijke
bepalingen en een dergelijke overeenkomst mag niet worden uitgevoerd.
Een uitvoeringsovereenkomst kan betrekking hebben op het totaal van de
pensioenovereenkomsten die de werkgever met zijn werknemers sluit. Het
is dus niet nodig om voor elke individuele pensioenovereenkomst een
afzonderlijke uitvoeringsovereenkomst te sluiten.
De PSW schreef voor dat tussen werkgever en pensioenuitvoerder een
financieringsovereenkomst tot stand moest komen. In de Pensioenwet zijn
de elementen van de bestaande financieringsovereenkomst in de uitvoeringsovereenkomst
opgenomen. Bij verzekeraars kan de polis als uitvoeringsovereenkomst
dienen, als die voldoet aan alle eisen die de wet aan de
uitvoeringsovereenkomst stelt.
De memorie van toelichting wijst erop dat het ‘uitdrukkelijk niet de bedoeling’
is dat werkgever of pensioenuitvoerder de uitvoeringsovereenkomst
actief als informatiedrager gaan gebruiken ten behoeve van de voorlichting
van deelnemers. ‘Een pensioenuitvoerder kan dus niet volstaan met
toezending van de uitvoeringsovereenkomst’, die overigens door de geïnteresseerde (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden wel opvraagbaar
is.
|
|
|
|