|
|
|
|
|
In beginsel verwerft iedere werknemer van 21 jaar en
ouder pensioen, indien zijn werkgever een pensioenregeling heeft
en de werknemer behoort tot de groep werknemers voor wie deze pensioenregeling
geldt.
Van deze regel kan worden afgeweken wanneer in de overeenkomst een
wachttijd of een drempelperiode is opgenomen.
Onder wachttijd en drempelperiode wordt verstaan de periode waarin
een werknemer al wel in dienst is, maar waarin hij nog geen pensioen
opbouwt. Het verschil is dat de wachttijd voor de pensioenopbouw buiten
beschouwing blijft, terwijl de drempelperiode wel wordt meegenomen op
het moment dat de werknemer pensioen gaat opbouwen.
Bij amendement heeft de Tweede Kamer met betrekking tot wachttijden
en drempelperioden twee beperkingen aangebracht:
- De wachttijd of drempelperiode mag maximaal twee maanden bedragen.
Deze maximering moet een extra impuls geven aan het beleid om
de witte vlekken terug te dringen.
Een uitzondering is gemaakt voor de uitzendbranche. Voor deze sector geldt een maximale wachttijd, of drempelperiode, van zes maanden. Anders zou het aantal te administreren kleine pensioenaanspraken meer dan verdubbelen, terwijl die aanspraken te klein
zijn om tot pensioenuitkering te leiden.
- Wachttijden en drempelperioden zijn uitsluitend toegestaan voor het
ouderdomspensioen en nadrukkelijk niet voor het nabestaanden- en
arbeidsongeschiktheidspensioen. ‘Immers ook op de eerste dag van
indiensttreding kan een werknemer een (bedrijfs)ongeval krijgen en
dan dient hij/zij of de nabestaanden, wel verzekerd te zijn’, aldus de
toelichting op dit aangenomen amendement.
|
|
|
|