|
|
|
|
|
De pensioenuitvoerder kan na ontslag van een werknemer de pensioenregeling gedurende maximaal drie jaar voortzetten. In die periode behoudt de werknemer zijn status van deelnemer en wordt hij dus geen gewezen deelnemer. Wel dient hij de wens tot vrijwillige voortzetting binnen drie maanden na beëindiging van de dienstbetrekking bij de pensioenuitvoerder kenbaar te maken.
Uitzonderingen
Op de maximumperiode bestaan de volgende uitzonderingen:
- Wanneer sprake is van ontslag in verband met arbeidsongeschiktheid van de werknemer, is de maximale termijn van drie jaar niet van toepassing. De duur wordt dan beperkt tot ten hoogste de duur van de arbeidsongeschiktheid.
- Ontvangt een werknemer op grond van een afgesproken regeling na zijn ontslag een uitkering die verband houdt met de door de beeindiging van het dienstverband gederfde inkomsten, dan is de periode van de vrijwillige voortzetting in overeenstemming met de duur van de uitkering.
- Deelnemers die zich na ontslag vestigen als IB-ondernemer kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op een vrijwillige voortzetting van maximaal tien jaar. De fiscale aftrek van de premiebetaling blijft echter gemaximeerd tot drie jaar.
|
|
|
|
| |
| |
Het kabinet gaat niet over tot fiscale faciliëring
van de verlenging van de vrijwillige voortzettingtermijn voor
IB-ondernemers naar tien jaar.
|
| |
|
|