Oud regime | Brede Herwaardering

Omzetting pre-brede herwaarderingslijfrente in lijfrente IB 2001
De vormgeving van Pré Brede Herwaarderinglijfrenten wijkt sterk af van de vormgeving van lijfrenten van het regime van de Wet IB 2001. Voor aftrek van premies van Pré Brede Herwaarderinglijfrenten moet de polis op het tijdstip van premiebetaling volledig zijn aangepast aan het regime van de Wet IB 2001. Om voor deze omvangrijke operatie de ruimte te bieden keurde de staatssecretaris goed dat de aanpassing van de polis voor de premies die in 2001 en 2002 betaald werden, uiterlijk op 31 december 2002 voltooid moest zijn. Deze goedkeuring heeft gevolgen voor de gehele looptijd van de lijfrente.

Geen afkoop
Er is geen sprake van afkoop in fiscale zin als een lijfrente gesloten vóór 1 januari 2001 geheel of gedeeltelijk wordt omgezet in een lijfrente die voldoet aan de voorwaarden voor premieaftrek van de Wet IB 2001. Na de omzetting vormt de naar het nieuwe recht vormgegeven aanspraak de voortzetting van de omgezette aanspraak.

Gevolgen voor opgebouwde aanspraken
Voor de bepaling van het inkomen uit de lijfrente blijven altijd de bepalingen van de Wet IB 1964 van toepassing (eerbiedigende werking). Een latere omzetting of aanpassing van die lijfrente op welke wijze dan ook brengt hierin geen wijziging. Dit geldt ook voor een Pré Brede Herwaarderinglijfrente die wordt aangepast aan de voorwaarden voor premieaftrek van het regime IB 2001.

Gevolgen voor onder IB 2001 opgebouwde aanspraken
Op de premies die zijn afgetrokken als uitgaven voor inkomensvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.124 van de Wet IB 2001 zijn de bepalingen van de Wet IB 2001 van toepassing. Dit betekent dat de lijfrente en de daaruit in de toekomst voortvloeiende uitkeringen tot box 1 behoren.

Voor lijfrenten waarvan de premies niet als uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn afgetrokken en de premies gaan per lijfrenteovereenkomst een bedrag van € 2.269 per kalenderjaar niet te boven blijven de bepalingen van de Wet IB 1964 van toepassing. De overeenkomst moet tot stand gekomen zijn vóór 14 september 1999 en nadien mogen de premiebetalingen - los van de optieclausule - niet zijn verhoogd. Dit betekent dat de lijfrente (geheel) tot box 1 behoort. De uitkeringen worden in box 1 belast onder toepassing van de saldomethode.

Op de lijfrente die vloeitvoort uit niet afgetrokken premies die per lijfrenteovereenkomst een bedrag van € 2.269 per kalenderjaar te boven gaan, zijn uitsluitend de bepalingen van de Wet IB 2001 van toepassing. Dit betekent dat de lijfrente voor het bedrag dat betrekking heeft op de premie boven € 2.269 behoort tot de heffingsgrondslag van box 3. Datzelfde geldt voor lijfrenten waarbij geen aanspraak bestaat op eerbiedigende werking.

« terug

Zie ook:

Wet IB 2001: