Oud regime

Brede Herwaardering
De Wet brede herwaardering werd ingevoerd op 1 januari 1992. Doelstelling van de wet was om vermogensopbouw via een kapitaalverzekering te beperken. Er werd na invoering van deze wet een verschil gemaakt tussen uitkering bij leven en overlijden. Vóór 1992 werd voor de opbouwfase doorgaans gekozen voor een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. De maximale premie-aftrek bedroeg in 1991 € 7923. Het ging hier om een voor iedere belastingplichtige geldend vast bedrag per jaar en was niet gebonden aan een mogelijk pensioentekort.

Voor verzekeringen met premiebetaling afgesloten vóór 16 oktober 1990 gold wat betreft de premieaftrek een eerbiedigende werking in de jaren 1992 tot en met 2000. Het aftrekbare bedrag werd in die periode geïndexeerd. Heeft de verzekeringnemer echter na 16 oktober 1990 de premie op enig moment verhoogd, dan wordt de polis alsnog beschouwd als een nieuw regime polis.

Na 1 januari 1992 was het niet meer mogelijk om kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule te sluiten. Bij de nog lopende verzekeringen van voor die tijd is de clausule nog steeds van belang. De verzekeringnemer kan met het kapitaal van dergelijke 'oud regime polissen' dat aan een lijfrente besteed moet worden kiezen uit meer mogelijkheden dan nu.

Tranches
Ter bepaling van de hoogte van de aftrekbaarheid van lijfrentepremies werden van 1992 tot en met 2000 'tranches' onderscheiden. De eerste tranche - later basisaftrek genoemd - gold voor iedereen en stond los van een eventueel pensioentekort. Die bedroeg in 1992 € 2337. Met de invoering van de Wet IB 2001 per 1 januari werd het bedrag per januari 2001 verlaagd tot ongeveer duizend euro. Hiervoor bestond geen overgangsregeling. Deze basisaftrek is op 1 januari 2003 afgeschaft.

Keuzemogelijkheden
Op het moment dat een oud regime polis tot uitkering komt, kan de verzekeringnemer kiezen uit de volgende mogelijkheden:
Doorschuiven van de begunstiging kan alleen in de verzekeringssfeer en is niet mogelijk binnen de bancaire lijfrente variant.

Verlenging
Op het moment dat de lijfrente expireert, is het niet nodig om direct een lijfrente aan te kopen: de expirerende lijfrentepolis kan ook verlengd worden. Vaak wordt die mogelijkheid gebruikt door verzekeringnemers die de pensioendatum nog niet bereikt hebben. Uitstel tot na de pensioendatum kan fiscaal aantrekkelijk zijn.

De polis hoeft niet per definitie verlengd te worden bij de bestaande verzekeraar. Het kapitaal kan ook overgedragen worden aan een andere verzekeraar of aan een bancaire aanbieder. Met andere woorden: de verzekeringnemer kan 'shoppen' en nagaan of er een partij is die een hoger rendement aanbiedt dan de oorspronkelijke verzekeringmaatschappij.
Let wel: in het geval dat de verzekeringnemer bij verlenging kiest voor een lijfrenteverzekering bij dezelfde of een andere verzekeraar blijft het fiscale oude regime van kracht. Wanneer de verlengde polis opnieuw expireert, ontstaan weer dezelfde keuzemogelijkheden. Wordt daarentegen voor voortzetting in de vorm van een bancaire lijfrente gekozen, dan verliest het kapitaal de oud regime status en zijn in de uitkeringsfase de huidige regels van toepassing.

Voor oud regime polissen geldt niet de eis dat de lijfrente uiterlijk op 70-jarige leeftijd moet ingaan.

« terug

Zie ook: