|
|
|
De Autoriteit Financiële Markten neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 12, in aanmerking:
- a. het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;
- b. de belangen die de wet beoogt te beschermen; en
- c. de overige belangen van de beheerder, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming, bewaarder of financiëledienstverlener en de betrokkene.
|
|
|
In het eerste lid van dit artikel wordt artikel 3, tweede lid, van de
Beleidsregel betrouwbaarheidstoetsing verwerkt. Met betrekking tot de in
de bijlagen opgesomde antecedenten geldt dat het bestaan van een enkel
antecedent, met uitzondering van de antecedenten bedoeld in onderdeel 1
van bijlage C, op zichzelf niet maatgevend is voor het oordeel van AFM
over de betrouwbaarheid van betrokkene. AFM zal zich een eigen oordeel
moeten vormen over een antecedent. Bovendien dient het onderlinge
verband van voornemens, handelingen en de aan een antecedent ten
grondslag liggende gedraging van betrokkene in ogenschouw te worden
genomen. Dit betekent bijvoorbeeld dat een vrijspraak door de strafrechter
of het anderszins uitblijven van een strafrechtelijke reactie niet op
voorhand betekent dat er geen twijfel zou kunnen bestaan over de
betrouwbaarheid van betrokkene. Omgekeerd is het in beginsel mogelijk
dat AFM tot de conclusie komt dat het bestaan van een antecedent, met
uitzondering van de antecedenten genoemd in onderdeel 1 van bijlage C,
niet leidt tot twijfel over de betrouwbaarheid van betrokkene.
|
|
|