|
De Autoriteit Financiële Markten stelt vast of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:10, eerste lid, van de wet buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.
|
|
|
Dit artikel bevat de inhoud van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel
betrouwbaarheidstoetsing. De aan een handeling of antecedent ten
grondslag liggende gedraging is bepalend voor het oordeel over de
betrouwbaarheid van betrokkene. Onder gedragingen worden zowel een
doen als nalaten begrepen. Ook een voorgenomen gedraging kan een
inzicht geven in de betrouwbaarheid van de betrokkene. Een voorbeeld
van een voorgenomen gedraging is dat uit onderzoek blijkt dat een
voorgenomen aandelentransactie van de te toetsen kandidaat in het
verlenen is afgekeurd in verband met de mogelijke voorkennis of de
(schijn van) belangenverstrengeling. Vanzelfsprekend dient de AFM
relevante voornemens op objectief verifieerbare wijze vast te stellen.
|
|
|