Artikel 2:75 Wft
1.Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning te adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten.

2.De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid en van hetgeen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen is bepaald met betrekking tot het adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten, indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.

Memorie van Toelichting
Het eerste lid van dit artikel bevat het verbod om in Nederland zonder vergunning te adviseren.Dit verbod wordt overgenomen uit artikel 10 van de Wfd.Het eerste lid onderwerpt het in Nederland verrichten van deze financiële dienst aan een vergunningplicht.

Het element «vanuit Nederland» wordt niet overgenomen uit de Wfd, omdat het verlenen van vergunningen aan ondernemingen met zetel in Nederland die uitsluitend diensten verlenen voor buitenlandse cliënten niet past in de doelstelling van dit voorstel om het verlenen van financiële diensten op de Nederlandse financiële markten via een vergunning te reguleren.Een eerste uitzondering hierop vormen de financiële diensten die via het internet in een andere lidstaat worden verleend door financiële ondernemingen met zetel of bijkantoor in Nederland.Op grond van het land-van-herkomstbeginsel van de richtlijn inzake elektronische handel wordt in Nederland toezicht gehouden op deze financiële ondernemingen, ook in die gevallen waarin de financiële diensten via het internet alleen aan inwoners van andere lidstaten verleend worden.Dit wordt geregeld in artikel 1:17.Een tweede uitzondering voor adviseren over verzekeringen die verband houdt met de richtlijn verzekeringsbemiddeling wordt in artikel 1:22 geregeld. Zie de toelichting van dat artikel.
In het tweede lid van dit artikel wordt de bevoegdheid van artikel 18 van de Wfd om ontheffing te verlenen van het verbod tot het adviseren, de zogenaamde zware ontheffingen, overgenomen.De ontheffing wordt op aanvraag verleend door de vergunningverlenende toezichthouder.Deze ontheffing kan voorwaardelijk, gedeeltelijk en/of voor bepaalde tijd worden verleend.Aan deze zware ontheffingen kunnen door de toezichthouder voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld op gelijke wijze als bij de vergunningsbesluiten het geval is (zie artikel 1:105, eerste lid, aanhef en onderdeel d, juncto 1:102, tweede lid).De intrekking kan zowel ambtshalve als op aanvraag geschieden (zie artikel 1:104). Voorts is in een bevoegdheid tot afwikkeling voorzien (artikel 1:104, derde lid).Als wettelijke beslistermijn voor verlening van de ontheffing is een termijn van 13 weken opgenomen (artikel 1:102, derde lid).

In het tweede lid wordt bepaald dat de aanvrager van de ontheffing aan moet tonen dat de belangen die het Deel Markttoegang financiële ondernemingen en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.Dit onderscheid doet recht aan de eigenstandige betekenis van het door de AFM uit te oefenen toezicht en waarborgt dat de belangen van het «eigen» toezicht leidend zijn bij de beoordeling van de aanvraag.De aanvrager dient aan te tonen dat op andere wijze het gewenste beschermingsniveau wordt bereikt.Uiteindelijk is het aan de toezichthouder om te beoordelen of de zware ontheffing daadwerkelijk kan worden verleend, het betreft niet een gebonden bevoegdheid.Het beëindigen van de ontheffing kan geëffectueerd worden op eigen verzoek van de houder daarvan of bij besluit van toezichthouder.Ook hierbij is geen sprake van een gebonden bevoegdheid tenzij de situaties opgesomd in artikel 1:104, tweede lid, zich voordoen.

« terug
Wft:

Art. 1:22 heeft betrekking op bemiddelen vanuit Nederland ten behoeve van klanten in een andere Lidstaat.