|
|
|
Informatie over de reeds verworven pensioenaanspraken
Nieuw ten opzichte van de PSW is de verplichting voor pensioenuitvoerders
in de jaaropgave informatie te geven over de hoogte van de reeds
verworven aanspraken. Dit voorschrift geldt zowel bij de basispensioenregeling
als bij vrijwillige pensioenregelingen. De regering vindt het van
belang dat een deelnemer periodiek weet wat de verworven aanspraken
op dat moment zijn. In een algemene maatregel van bestuur zal dit voorschrift
per soort pensioenovereenkomst (uitkerings-, kapitaal- of premieovereenkomst)
nader uitgewerkt worden. Hierbij wordt onder andere
bepaald dat bij uitkeringsovereenkomsten aangegeven wordt of het om
een verworven aanspraak op kapitaal- of risicobasis gaat. In dat laatste
geval zal een deelnemer geen aanspraken kunnen meenemen bij vertrek.
Voorts zullen in een algemene maatregel van bestuur specifieke voorschriften
geïntroduceerd worden ten aanzien van premieovereenkomsten.
Bij premieovereenkomsten is een aanspraak op de beschikbaarstelling
van een bepaalde premie overeengekomen. De beschikbaar gestelde
premie kan vervolgens op het moment van beschikbaar stellen op drie
manieren worden aangewend (zie paragraaf 3.3.1). De premie wordt
belegd, direct omgezet in een kapitaalverzekering of direct omgezet in een
verzekering voor een periodieke uitkering.
Per variant werkt het
informatievoorschrift over de hoogte van de aanspraak anders uit.
- Als de beschikbaar gestelde premies zijn omgezet in een aanspraak op
periodieke uitkering, dient vermeld te worden wat de hoogte van de
periodieke uitkering is die reeds is opgebouwd op grond van de
beschikbaar gestelde premies.
- Als de beschikbaar gestelde premies zijn omgezet in een aanspraak op
kapitaal moet worden gemeld wat de bereikte omvang van het verzekerde
kapitaal is. Eventueel toegekende winst- of rentedeling wordt
hierbij meegenomen.
- Als de beschikbaar gestelde premies zijn belegd en ook belegd blijven
tot aan pensioendatum, wordt een indicatie gegeven van de aangroei
van het op dat moment opgebouwde kapitaal tot aan pensioendatum.
Het in het laatste geval louter informeren over de hoogte van het op het
moment van informeren belegde kapitaal, geeft de deelnemer te weinig
inzicht in het pensioen dat op pensioendatum mogelijk bereikt kan
worden en biedt onvoldoende aanknopingspunten voor een financiële
planning. Dat is de reden dat de regering, in afwijking van de Notitie
Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet (Kamerstukken II 2001/02,
28 294, nr. 1), ervoor kiest voor te schrijven dat een prognose wordt
gemaakt. Daarbij dient te worden voorkomen dat pensioenuitvoerders
onrealistische prognoses maken. De schatting van het te bereiken kapitaal
zal daarom moeten plaatsvinden aan de hand van in een algemene maatregel
van bestuur voorgeschreven te hanteren veronderstellingen, onder
andere ten aanzien van beleggingsrendementen. Hierbij worden dezelfde
rendementsscenario’s gebruikt als de scenario’s die gebruikt worden bij
de financiële bijsluiter. Het gaat om een scenario met een pessimistisch
rendement (op basis van een voorgeschreven tabel), een «midden»-
rendement, en een rendementsverwachting gebaseerd op het historisch
gemiddelde van de pensioenuitvoerder. Door hier te werken met dezelfde
methodiek van berekenen als bij de financiële bijsluiter en bij vrijwillige
regelingen (zie paragraaf 7.6.6) wordt uniformiteit in voorlichting bereikt
waardoor verschillende aanspraken in verschillende beschikbarepremieregelingen
of soorten producten beter met elkaar vergeleken
kunnen worden.
Informatie over te bereiken pensioenaanspraken onder de
veronderstelling van deelname tot pensioendatum
Evenals in de PSW dienen pensioenuitvoerders de deelnemer jaarlijks te
informeren over de reglementair te bereiken pensioenaanspraken. Dat
geldt zowel bij de basisregeling als bij vrijwillige regelingen. Daarbij moet
worden gewerkt met de veronderstelling dat de opbouw wordt voortgezet
tot aan de pensioendatum. In een algemene maatregel van bestuur zullen
hierover nadere voorschriften worden gegeven per soort pensioenovereenkomst
. Hierbij zal ten aanzien van uitkeringsovereenkomsten
worden bepaald dat een pensioenuitvoerder ten behoeve van de deelnemer,
onder de veronderstelling dat de pensioengrondslag hetzelfde
blijft maar de diensttijd toeneemt tot aan het in de regeling bepaalde
moment waarop de opbouw eindigt, berekent welke periodieke uitkering
mogelijk bereikt kan worden.
Ten aanzien van kapitaalovereenkomsten zal worden bepaald dat een
pensioenuitvoerder aangeeft welk kapitaal verzekerd zal zijn op het
moment van pensionering. Ook hierbij wordt, voorzover de opbouw
afhankelijk is van het salaris, gewerkt met het op dat moment geldende
salaris als uitgangspunt.
Ten aanzien van premieovereenkomsten wordt bepaald dat een pensioenuitvoerder
moet aangegeven waar de tot pensioendatum beschikbaar
gestelde premies toe zouden leiden. Hierbij kunnen drie situaties
ontstaan.
- Als de beschikbaar te stellen premies direct worden omgezet in een
verzekerde periodieke uitkering, vermeldt de pensioenuitvoerder wat
de hoogte is van de periodieke uitkering die op pensioendatum kan
zijn opgebouwd op grond van de tot aan pensioendatum beschikbaar
gestelde premies.
- Als de beschikbaar te stellen premies worden omgezet in een kapitaalverzekering
moet worden gemeld wat de omvang van het verzekerde
kapitaal kan zijn op grond van de tot aan de pensioendatum beschikbaar
gestelde premies.
- Als de beschikbaar te stellen premies worden belegd tot aan pensioendatum,
moet een indicatie worden gegeven van het mogelijk te
bereiken kapitaal op basis van de tot de pensioendatum beschikbaar
gestelde premies en de daarop behaalde rendementen. Ook hierbij
moet, evenals bij het informeren over reeds opgebouwde aanspraken,
gewerkt worden met in een algemene maatregel van bestuur
beschreven te hanteren veronderstellingen die zijn gebaseerd op de
rendementsscenario’s die ook gebruikt worden bij de financiële bijsluiter.
In de algemene maatregel van bestuur zal geregeld worden of en wanneer
deze informatie kosteloos en schriftelijk moet worden toegezonden.
Tot slot zal in een algemene maatregel van bestuur tevens bepaald
worden dat in de jaaropgave wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van
de wijze van financieren (op risicobasis of kapitaalbasis) van de
aanspraken op partnerpensioen. Het gaat er daarbij vooral om dat de
deelnemer weet wat de gevolgen zijn bij tussentijdse beëindiging van de
deelname. Bij een kapitaalgefinancierde aanspraak blijft de aanspraak
behouden, bij een risicogefinancierde aanspraak vervalt de aanspraak als
de deelname beëindigd is.
Toeslagverlening
De pensioenuitvoerder informeert de deelnemer in de jaaropgave over de
toeslagverlening. In een algemene maatregel van bestuur zal dit worden
uitgewerkt. Daarbij zullen zowel regels worden gesteld ten aanzien van
informatieverstrekking over het beleid met betrekking tot toeslagverlening
als de toepassing van dat beleid. Informatie over de toepassing van het
beleid met betrekking tot toeslagverlening (hoeveel is uw aanspraak
verhoogd) is met name relevant in geval een middelloonregeling. Ten
aanzien van het beleid met betrekking tot toeslagverlening gaat het om:
1. informatie over de inhoud van het toeslagbeleid: is er een ambitieniveau
vastgelegd, zo ja wat is dat ambitieniveau, en aan welke voorwaarden
moet zijn voldaan wil de overeengekomen toeslagverlening
daadwerkelijk gerealiseerd worden. Ook als er geen toeslagbeleid is,
dient dit te worden gemeld.
2. informatie over de verwachtingen die de pensioenuitvoerder heeft ten
aanzien van de toekomstige toeslagverlening. Hierbij moet aangegeven
worden of verwacht wordt dat de toeslagverlening al dan niet
doorgang kan vinden of dat verwacht wordt dat dit voor een bepaalde
periode niet of niet volledig kan plaatsvinden.
Bij middelloonpensioen kan het beleid voor toeslagverlening overigens
verschillend zijn in de opbouw- en de uitkeringsfase. In dat geval moet de
deelnemer over het beleid in beide fases geïnformeerd worden. Bij eindloonpensioen
hoeft alleen over het toeslagbeleid in de uitkeringsfase te
worden geïnformeerd.
Ten aanzien van de uitvoering van het toeslagbeleid gaat het om:
3. informatie of de verleende toeslagen conform het streefniveau van het
toeslagbeleid zijn of dat er afwijkende toeslagen verleend zijn. Dit is
alleen van belang voorzover deelnemers in de opbouwfase toeslagen
hebben gekregen, zoals bij middelloonregelingen.
4. informatie over de wijze van financiering van de toeslagverlening. In
hoofdstuk zes is beschreven dat er sprake moet zijn van consistentie
tussen de financiering en de gewekte verwachtingen bij toeslagverlening.
De financiering van de toeslagverlening kan op verschillende
manieren plaatsvinden. De deelnemer dient te weten op welke
wijze de toekomstige toeslagverlening is veiliggesteld en in welke
mate. Als er is gereserveerd voor toeslagen, informeert de pensioenuitvoerder
de deelnemer hierover. Hierbij meldt hij wat de hoogte is
van de reservering door aan te geven welk deel van de totale dekkingsgraad
bedoeld is voor toeslagverlening.
In lagere regelgeving wordt tevens vastgelegd op welke wijze over
toeslagverlening moet worden gecommuniceerd. Pensioenuitvoerders
zijn verplicht een voorwaardelijkheidsverklaring te gebruiken. Hoe deze
luidt, is afhankelijk van wat is overeenkomen over toeslagverlening en
hoe de toeslagverlening is gefinancierd.
Overige nader bij algemene maatregel van bestuur te bepalen
voorlichtingsvoorschriften ten behoeve van de deelnemers
Hierin komen in ieder geval de volgende voorlichtingsaspecten aan de
orde. Een deelnemer die gewezen deelnemer wordt krijgt het recht informatie
op te vragen over de consequenties van uitruilmogelijkheden in de
pensioenregeling. Voorzover bij pensioenfondsen een kortetermijnherstelplan
actueel is, dienen pensioenfondsen deelnemers hierover bij
hun jaaropgave te informeren. Het gaat dan immers om een financieel
zorgelijke situatie bij dat pensioenfonds. Niet alleen moet worden gemeld
dat een herstelplan actueel is, maar tevens moet worden aangegeven of
de beoogde effecten zijn opgetreden en of de opbouw van het minimaal
vereist eigen vermogen overeenkomt met het verloop zoals in het herstelplan
is aangegeven. Deelnemers zullen het recht krijgen dit herstelplan
kosteloos op te vragen.
Ook wanneer de toezichthouder een bewindvoerder aangesteld heeft, is er
sprake van een zorgelijke situatie waar de deelnemer van op de hoogte
moet zijn. Ook dat feit dient, als het zich voordoet, door het pensioenfonds
aan de deelnemers te worden gemeld. Tot slot dient de pensioenuitvoerder
aan te geven welke aanwijzingen de toezichthouder heeft
gegeven.
|
|
|