|
|
Op grond van de Pensioenwet is onderbrenging van een pensioenovereenkomst
niet meer mogelijk door middel van een polis waarbij de
werknemer zelf verzekeringnemer is (artikel 2, vierde lid, onderdeel c,
PSW). Het vervallen van deze mogelijkheid om zogeheten «c-polissen» af
te sluiten gaat zal voor nieuwe gevallen onmiddellijk, op het moment van
inwerkingtreding van de Pensioenwet derhalve, gelden. Indien een werkgever
na inwerkingtreding van de Pensioenwet met een (nieuwe) werknemer
een pensioenovereenkomst sluit die hij onderbrengt bij een verzekeraar,
zal hij derhalve zelf de verzekeringnemer moeten zijn.
Voor bestaande c-polissen, c-polissen derhalve die uiterlijk op de peildatum
zijn overeengekomen, is in deze wet bepaald dat deze
polissen kunnen blijven bestaan. Daarmee wordt voorkomen, dat alle
lopende c-polissen als gevolg van de Pensioenwet moeten worden
omgezet in polissen waarbij de werkgever verzekeringnemer is. Dit zou
een te zware belasting betekenen voor de uitvoeringspraktijk.
C-polissen zijn gebaseerd op pensioentoezeggingen die in het kader van
de Pensioenwet als pensioenovereenkomsten worden aangemerkt. Op
deze polissen zijn derhalve de bepalingen van de Pensioenwet van
toepassing. Dat betekent dat deze polissen, net als pensioenovereenkomsten
die bij een pensioenfonds zijn ondergebracht, na het verstrijken van
de overgangsperiode moeten voldoen aan de ten opzichte van de PSW
nieuwe eisen, zoals die zijn neergelegd in de Pensioenwet, alsmede aan het vereiste dat het
pensioen een geldelijke vastgestelde uitkering is, en derhalve geen uitkering
in de vorm van beleggingsunits (zie paragraaf 3.2.1), en de informatiebepalingen.
Concreet zijn op deze bestaande c-polissen alleen de artikelen
25 tot en met 30 van de Pensioenwet [De bepalingen m.b.t. de inhoud uitvoeringsovereenkomst] niet van toepassing.
|
|
|