Par. 3.2.1 Memorie van Toelichting Invoeringswet
«Geldelijke, vastgestelde uitkering» (overgangstermijn)
Een pensioen waarbij de uitkering bestaat uit beleggingsunits is geen pensioen in de zin van de Pensioenwet. Dit vloeit voort uit de zinsnede «geldelijke, vastgestelde uitkering» in de definitie van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen (nabestaandenpensioen) en arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze inperking van de definitie van pensioen ten opzichte van de PSW wordt een jaar na inwerkingtreding van de Pensioenwet van kracht. Tot die tijd wordt een pensioen, dat in beleggingsunits is vastgesteld, op grond van dit wetsvoorstel als pensioen in de zin van de Pensioenwet aangemerkt. Dit geeft sociale partners en pensioenuitvoerders de tijd om – zo zij dat willen – pensioenregelingen waarin de uitkering op units is gebaseerd aan te passen aan het nieuwe wettelijke regiem. Na het verstrijken van die termijn is de Pensioenwet niet langer van toepassing op bestaande pensioenregelingen (en dus ook niet op de pensioenovereenkomsten die op die regeling zijn gebaseerd) waarin nog steeds sprake is van een pensioenuitkering in beleggingsunits. Vanaf dat moment is een dergelijk pensioen namelijk geen pensioen meer in de zin van de Pensioenwet.

In deze wet wordt bepaald dat aanspraken op pensioen in beleggingsunits, welke aanspraken reeds zijn opgebouwd voordat voornoemde overgangstermijn van een jaar verstreken is, wel als pensioen in de zin van de Pensioenwet worden aangemerkt, ongeacht of de betreffende pensioenregeling aan de Pensioenwet is aangepast of niet. Deze aanspraken kunnen te zijner tijd dus wel in beleggingsunits worden uitgekeerd. Het staat sociale partners evenwel vrij om deze reeds opgebouwde aanspraken mee te nemen in de aangepaste pensioenregeling.

« terug