|
|
|
|
|
De werkgever is verplicht om de uitvoering van de pensioenovereenkomst
onder te brengen bij een pensioenuitvoerder.
Op deze regel bestaat één uitzondering en die is van toepassing op werknemers die in
dienst zijn van pensioenfondsen en verzekeraars. Deze instellingen mogen
de pensioenovereenkomst met hun werknemers zelf uitvoeren. Van de
pensioenuitvoerder wordt niet verwacht dat hij met zichzelf een uitvoeringsovereenkomst
afsluit. Wel dient hij een pensioenreglement vast te
stellen.
Pensioentoezegging bij of na opzegging dienstverband
Het is niet relevant op welk moment tijdens het dienstverband de
pensioenovereenkomst tot stand komt. Ook de werknemers die met hun
werkgever een pensioenovereenkomst sluiten bij of nadat ze hun dienstverband
hebben opgezegd, maar het dienstverband nog wel bestaat, dienen dezelfde bescherming te genieten als werknemers die de overeenkomst
op een eerder moment sloten.
Nadat een dienstverband daadwerkelijk is beëindigd, kan geen pensioenovereenkomst
in de zin van deze wet meer tot stand komen. Er is dan
immers geen sprake van een tussen werkgever en werknemer overeengekomen
uitkering. Voor een dergelijke overeenkomst geldt dan ook geen
onderbrengingsplicht.
Aanvulling na beëindiging dienstverband
In het geval dat na de beëindiging van een dienstverband een reeds
bestaande overeenkomst wordt aangevuld – bijvoorbeeld in het kader van
een afvloeiingsregeling – wordt de aanvulling wél als pensioen in de zin
van de wet beschouwd. Er is dan immers geen sprake van een nieuwe overeenkomst,
maar van de aanvulling van een bestaande, waarbij die aanvulling
sterk samenhangt met de reeds tijdens het dienstverband gesloten
pensioenovereenkomst.
Einde C-polis
De Pensioenwet wijst de werkgever als enige partij aan
die de pensioenovereenkomst bij een verzekeraar kan onderbrengen.
Hij voldoet de premies, ook de door de werknemer verschuldigde eigen bijdrage.
Hierdoor
kan een werknemer niet meer als verzekeringnemer optreden en dus ook geen C-polis
sluiten.
|
|
|
|