Pensioenovereenkomst

Indiensttreding
Artikel 7:655 BW verplicht een werkgever om een werknemer binnen één maand na indiensttreding onder meer schriftelijk te bevestigen of de werknemer gaat deelnemen aan een pensioenregeling.
De Pensioenwet heeft deze regel aangescherpt om duidelijk te maken dat een werkgever óók moet melden dat de werknemer niet in de regeling zal gaan deelnemen:
‘De werkgever informeert de werknemer binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk of hij de werknemer al dan niet een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet, en zo ja, binnen welke termijn het aanbod wordt gedaan en wie de pensioenuitvoerder is.’

Met het laatste deel van de zin bereikt de wet dat de werkgever niet kan volstaan met de mededeling dat hij ergens in de toekomst een aanbod zal doen; hij zal daarvoor een termijn moeten noemen.

Wachttijd of onder de franchise
Valt de werknemer wel onder een pensioenregeling, maar verwerft hij nog geen aanspraken – bijvoorbeeld omdat sprake is van een wachttijd, of omdat het inkomen onder de franchise blijft – dan moet de werkgever aangeven aan welke voorwaarden voldaan moet zijn om de verwerving van de aanspraken te laten beginnen. Tevens moet hij, indien van toepassing, aangeven welke diensttijd in het kader van de pensioenovereenkomst van kracht is. In veel gevallen maakt de pensioentoezegging deel uit van de arbeidsovereenkomst die bij indiensttreding schriftelijk wordt vastgelegd. In dat geval heeft de werkgever ook voldaan aan de informatieverplichting van de Pensioenwet.

Groepsvermoeden
Is de werkgever in gebreke en meldt hij niet binnen een maand of hij al dan niet een pensioenaanbod doet, dan gaat de wet uit van het ‘groepsvermoeden’: er ontstaat een vermoeden tot het hebben gedaan van een aanbod, wanneer de werknemer behoort tot een groep van personen aan wie de werkgever een aanbod tot een pensioenovereenkomst heeft gedaan.

Zie ook:

Pensioenwet

Memorie van Toelichting