Meer informatie
Het Verbond heeft bij de ontwikkeling van de toetsnorm, die de kosten voor bestaande contracten maximeert op 1,5 procent van het belegd vermogen en 9,5 procent van de premie, overleg gevoerd met de Stichting van de Arbeid en met de ombudsman en rekening gehouden met zijn inzichten.
Met inbegrip van slapers, aanvullende contracten, waardeoverdrachten en gepensioneerden zijn er tot dusverre in totaal 1,5 miljoen BPR-contracten gesloten voor naar schatting 750.000 werknemers. Van dit aantal komt circa vijftien procent voor correctie in aanmerking. Met deze herberekening wordt voor de deelnemers circa zeshonderd miljoen euro aan extra pensioen opgebouwd. De contante waarde ligt in de orde van grootte van tweehonderd miljoen euro. Alle categorieën deelnemers kunnen voor compensatie in aanmerking komen. De toetsnorm geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe contracten, aangezien daar volledige kostentransparantie is geregeld.
Beleggingspensioenen wonnen sinds de jaren negentig aan populariteit, omdat de premie voor de werkgevers vaststaat en deelnemers zelf beleggingskeuzes kunnen maken. Het beeld kantelde echter onder invloed van beurscrashes, waardoor ook de relatieve druk van uitvoeringskosten toenam. De toetsnorm voor kosteninhoudingen in het verleden hangt samen met het feit dat een redelijke pensioenopbouw soms wordt belemmerd door hoge kosteninhoudingen. Bovendien was in het verleden voor de deelnemers niet altijd duidelijk welk deel van de premie werd besteed aan pensioenopbouw en welk deel aan advies-, beleggings- en uitvoeringskosten. De verwachtingen die deelnemers over hun pensioenregeling hebben, kunnen daardoor afwijken van de uitkomsten.
|