Paragraaf 7.6.1 Memorie van Toelichting
Inleiding voorlichting over de uitvoering van de pensioenovereenkomst(en)
De regering acht het van groot belang dat pensioenuitvoerders deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, en gewezen partners rechtstreeks informeren over de uitvoering van de pensioenovereenkomst. Alleen op grond van goede informatie kunnen deze belanghebbenden een financiële planning maken met betrekking tot inkomen bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of inkomen voor nabestaanden bij overlijden. Het is de verantwoordelijkheid van een burger zelf om te beoordelen of het totaal aan uitkeringen waar hij recht op heeft – op basis van wettelijke regelingen en aanvullende pensioenregelingen – tezamen met eventuele eigen middelen voldoende is of aangevuld moet worden met behulp van een vrijwillige pensioenregeling of een derdepijlerproduct. De informatieverstrekking dient dusdanig te zijn dat een burger deze verantwoordelijkheid waar kan maken.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat deelnemers en pensioengerechtigden de voorlichting over pensioenen onvoldoende vinden (zie paragraaf 3.4). De voorlichtingsvoorschriften voor pensioenuitvoerders zullen in deze wet daarom aangescherpt worden. Hoewel pensioenuitvoerders primair verantwoordelijk zijn voor de voorlichting over de uitvoering acht de regering een wettelijke waarborg met betrekking tot een minimum aan voorlichting noodzakelijk.

In deze wet wordt alleen de informatieverstrekking tussen pensioenuitvoerder en deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigden geregeld. Voorzover het gaat om de relatie tussen een verzekeraar en een werkgever zal de Wet op het financieel toezicht (Kamerstukken II 2005/06, 29 708) van toepassing zijn, zoals onder de PSW de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en de daarop gebaseerde Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers (RIAV) van kracht is. De werkgever is immers op grond van de onderhavige wet verzekeringnemer, ook wanneer het om een vrijwillige regeling gaat (zie hoofdstuk 4 over de onderbrengingplicht). Alle voorlichting tussen verzekeraar of pensioenfonds en deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van een pensioenregeling (de begunstigden van de op naam van de werkgever staande verzekering) is geregeld in deze wet. Nieuw ten opzichte van de PSW is dat niet alleen pensioenfondsen maar ook verzekeraars deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners met een eigen pensioenaanspraak, rechtstreeks moeten informeren. De op grond van de Regelen PSW bestaande mogelijkheid voor verzekeraars om de informatieverstrekking aan deelnemers te laten lopen via de werkgever, komt in deze wet niet terug. Verzekeraars zullen deelnemers rechtstreeks moeten informeren en dienen daartoe zelf adresgegevens bij te houden. De pensioenuitvoerder krijgt in deze wet de wettelijke plicht om, als blijkt dat het adres van degene die geïnformeerd moet worden onjuist is, bij de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) na te gaan of het juiste adres achterhaald kan worden. Als de pensioenuitvoerder hiervoor kosten moet maken mag hij die bij de deelnemer in rekening brengen in een afzonderlijke rekening: de kosten mogen dus niet van de uitkering afgetrokken worden.

In de uitwerking van de voorlichtingsartikelen in een algemene maatregel van bestuur zal het bij bepaalde informatievoorschriften mogelijk gemaakt worden deze elektronisch te verstrekken. Dat is nieuw ten opzichte van de PSW. Overwogen is om ter beheersing van administratieve lasten toe te staan alle informatie die wettelijk verplicht moet worden gegeven elektronisch te verstrekken. Daarvan is afgezien omdat bepaalde informatie dermate belangrijk is dat deze schriftelijk verstuurd moet worden. Bij schriftelijke toegezonden informatie is beter gewaarborgd dat de geadresseerde bereikt wordt en dat de informatie langdurig bewaard kan worden.

Bij langlopende relaties zoals die tussen een pensioenuitvoerder en een deelnemer, gewezen deelnemer en pensioengerechtigden dient te worden voorkomen dat een deelnemer c.s. na verloop van tijd niet meer via elektronisch verkeer bereikbaar is omdat het e-mailadres is gewijzigd. Niet iedereen zal een gewijzigd e-mailadres melden bij de pensioenuitvoerder. Het kan ook niet bij het GBA achterhaald worden. Ter vergelijking: ook de belastingdienst stuurt het verzoek om een belastingformulier in te vullen en de definitieve aanslag nog altijd op papier toe. Overigens mogen pensioenuitvoerders de informatie ook niet elektronisch verstrekken in geval een deelnemer zelf zou aangeven het afdoende te vinden de informatie elektronisch te ontvangen.

In een algemene maatregel van bestuur zal bepaald worden dat de overige informatie, zoals informatie die een pensioenuitvoerder op verzoek verplicht moet aanleveren, ook op elektronische wijze, bijvoorbeeld via e-mail, kan worden aangeleverd. Voorwaarde is wel dat een deelnemer de informatie op de computer moet kunnen binnenhalen én op papier moet kunnen afdrukken. Bepaald zal worden dat elektronische verstrekking kan worden vormgegeven door deelnemers (schriftelijk, elektronische of mondeling) te verwijzen naar een site, waarbij de informatie dan wel moet kunnen worden binnengehaald op een computer en moet kunnen worden afgedrukt. Per voorschrift zal worden aangegeven of de informatie kosteloos verstrekt moet worden. In het geval een pensioenuitvoerder – zo deze wet die ruimte laat – informatie elektronisch verstrekt zal bepaald worden dat hij in geen enkel geval kosten in rekening mag brengen.

Bij de voorlichtingsvoorschriften geldt een algemene bepaling dat de informatie «tijdig» aan de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigden toegezonden moet worden en in duidelijke en voor de deelnemer begrijpelijke bewoordingen moet plaatsvinden. De regering heeft voor deze gevallen bewust niet gekozen voor een nadere invulling van deze begrippen. Pensioenuitvoerders dienen zelf te bepalen wat onder tijdig wordt verstaan en wat in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen inhoudt. De toezichthouder kan natuurlijk wel een oordeel geven over de wijze van de invulling door de pensioenuitvoerders.

Bij het verstrekken van informatie maakt de pensioenuitvoerder gebruik van persoonsgegevens. In dat kader is de Wet bescherming persoonsgegevens Wbp (Stb. 2000, 302) van belang. Uitgangspunt van deze wet is dat de persoonsgegevens door de gebruiker (de pensioenuitvoerder) alleen gebruikt mogen worden voor het uitvoeren van de overeenkomst (de pensioenovereenkomst). Op grond van artikel 33 en 34 Wbp dient degene die gegevens van een burger beheert, zijn identiteit en het doel van de verwerking waarvoor de gegevens zijn bestemd aan de betrokkenen voor het moment van verkrijging mede te delen, tenzij de betrokkene reeds op de hoogte is. De regering gaat ervan uit dat een deelnemer of aanstaande deelnemer die gegevens aan een pensioenuitvoerder aanlevert of via de werkgever laat aanleveren, weet waarvoor deze gegevens gebruikt gaan worden, zodat automatisch wordt voldaan aan deze artikelen. Op grond van artikel 35 Wbp heeft een deelnemer onder andere het recht de beheerder van zijn persoonsgegevens te vragen met welke persoonsgegevens wordt gewerkt en met wat voor doel ze worden gebruikt. Als deze onjuist zijn of voor verkeerde doeleinden worden gebruikt, heeft de deelnemer het recht een verzoek in te dienen voor wijziging, verwijdering of afscherming van de gegevens.

Persoonsgegevens die de pensioenuitvoerder verkrijgt, mogen niet worden aangewend voor andere doeleinden, tenzij hiervoor een toereikende grondslag is en de verdere verwerking verenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen. De artikelen 8 en 9 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) zijn in dat geval van toepassing. Indien de pensioenverzekeraar lid is van het Verbond van Verzekeraars, is tevens de Gedragscode Financiële Instellingen (goedgekeurd door het College Bescherming Persoonsgegevens in januari 2003) van toepassing. Zowel de Wbp als de Gedragscode bevatten algemene regels omtrent de verenigbaarheid van de verdere verwerking.

Evenals bij de startbrief zou de regering het toejuichen als de periodieke informatieverstrekking, met name die aan deelnemers en gewezen deelnemers, bij verschillende pensioenuitvoerders zoveel mogelijk uniform plaatsvindt. Met name als deelnemers of gewezen deelnemers bij verschillende pensioenuitvoerders aanspraken opbouwen of hebben opgebouwd, is het van belang de informatie over de hoogte van de aanspraken gemakkelijk te kunnen combineren. Het kabinet is dan ook verheugd met het initiatief van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en het Verbond van Verzekeraars om te komen tot een uniform jaaroverzicht. Dit vereenvoudigde overzicht kan, naast de overige verplichte informatie, in belangrijke mate bijdragen aan een verbeterd pensioenbewustzijn.

« terug
Memorie van Toelichting: