|
|
|
De regering acht het van groot belang dat pensioenuitvoerders deelnemers,
gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, en gewezen partners
rechtstreeks informeren over de uitvoering van de pensioenovereenkomst.
Alleen op grond van goede informatie kunnen deze belanghebbenden
een financiële planning maken met betrekking tot inkomen bij
ouderdom, arbeidsongeschiktheid en/of inkomen voor nabestaanden bij
overlijden. Het is de verantwoordelijkheid van een burger zelf om te
beoordelen of het totaal aan uitkeringen waar hij recht op heeft – op basis
van wettelijke regelingen en aanvullende pensioenregelingen – tezamen
met eventuele eigen middelen voldoende is of aangevuld moet worden
met behulp van een vrijwillige pensioenregeling of een derdepijlerproduct.
De informatieverstrekking dient dusdanig te zijn dat een burger
deze verantwoordelijkheid waar kan maken.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat deelnemers en pensioengerechtigden
de voorlichting over pensioenen onvoldoende vinden (zie paragraaf
3.4). De voorlichtingsvoorschriften voor pensioenuitvoerders zullen
in deze wet daarom aangescherpt worden. Hoewel pensioenuitvoerders
primair verantwoordelijk zijn voor de voorlichting over de
uitvoering acht de regering een wettelijke waarborg met betrekking tot
een minimum aan voorlichting noodzakelijk.
In deze wet wordt alleen de informatieverstrekking tussen
pensioenuitvoerder en deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner
en pensioengerechtigden geregeld. Voorzover het gaat om de relatie
tussen een verzekeraar en een werkgever zal de Wet op het financieel
toezicht (Kamerstukken II 2005/06, 29 708) van toepassing zijn, zoals onder
de PSW de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en de daarop gebaseerde
Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers (RIAV) van
kracht is. De werkgever is immers op grond van de onderhavige wet
verzekeringnemer, ook wanneer het om een vrijwillige regeling
gaat (zie hoofdstuk 4 over de onderbrengingplicht). Alle voorlichting
tussen verzekeraar of pensioenfonds en deelnemers, gewezen deelnemers
en pensioengerechtigden van een pensioenregeling (de begunstigden van
de op naam van de werkgever staande verzekering) is geregeld in deze wet.
Nieuw ten opzichte van de PSW is dat niet alleen pensioenfondsen maar
ook verzekeraars deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden
en gewezen partners met een eigen pensioenaanspraak, rechtstreeks
moeten informeren. De op grond van de Regelen PSW bestaande
mogelijkheid voor verzekeraars om de informatieverstrekking aan deelnemers
te laten lopen via de werkgever, komt in deze wet niet terug.
Verzekeraars zullen deelnemers rechtstreeks moeten informeren en
dienen daartoe zelf adresgegevens bij te houden. De pensioenuitvoerder
krijgt in deze wet de wettelijke plicht om, als blijkt dat het adres
van degene die geïnformeerd moet worden onjuist is, bij de Gemeentelijke
basisadministratie (GBA) na te gaan of het juiste adres achterhaald
kan worden. Als de pensioenuitvoerder hiervoor kosten moet maken mag
hij die bij de deelnemer in rekening brengen in een afzonderlijke rekening:
de kosten mogen dus niet van de uitkering afgetrokken worden.
In de uitwerking van de voorlichtingsartikelen in een algemene maatregel
van bestuur zal het bij bepaalde informatievoorschriften mogelijk gemaakt
worden deze elektronisch te verstrekken. Dat is nieuw ten opzichte van de
PSW. Overwogen is om ter beheersing van administratieve lasten toe te
staan alle informatie die wettelijk verplicht moet worden gegeven elektronisch
te verstrekken. Daarvan is afgezien omdat bepaalde informatie
dermate belangrijk is dat deze schriftelijk verstuurd moet worden. Bij
schriftelijke toegezonden informatie is beter gewaarborgd dat de geadresseerde
bereikt wordt en dat de informatie langdurig bewaard kan worden.
Bij langlopende relaties zoals die tussen een pensioenuitvoerder en een
deelnemer, gewezen deelnemer en pensioengerechtigden dient te worden
voorkomen dat een deelnemer c.s. na verloop van tijd niet meer via elektronisch
verkeer bereikbaar is omdat het e-mailadres is gewijzigd. Niet
iedereen zal een gewijzigd e-mailadres melden bij de pensioenuitvoerder.
Het kan ook niet bij het GBA achterhaald worden. Ter vergelijking: ook de
belastingdienst stuurt het verzoek om een belastingformulier in te vullen
en de definitieve aanslag nog altijd op papier toe. Overigens mogen
pensioenuitvoerders de informatie ook niet elektronisch verstrekken in
geval een deelnemer zelf zou aangeven het afdoende te vinden de informatie
elektronisch te ontvangen.
In een algemene maatregel van bestuur zal bepaald worden dat de
overige informatie, zoals informatie die een pensioenuitvoerder op
verzoek verplicht moet aanleveren, ook op elektronische wijze, bijvoorbeeld
via e-mail, kan worden aangeleverd. Voorwaarde is wel dat een
deelnemer de informatie op de computer moet kunnen binnenhalen én op
papier moet kunnen afdrukken. Bepaald zal worden dat elektronische
verstrekking kan worden vormgegeven door deelnemers (schriftelijk,
elektronische of mondeling) te verwijzen naar een site, waarbij de informatie
dan wel moet kunnen worden binnengehaald op een computer en
moet kunnen worden afgedrukt. Per voorschrift zal worden aangegeven of
de informatie kosteloos verstrekt moet worden. In het geval een pensioenuitvoerder
– zo deze wet die ruimte laat – informatie elektronisch
verstrekt zal bepaald worden dat hij in geen enkel geval kosten in rekening
mag brengen.
Bij de voorlichtingsvoorschriften geldt een algemene bepaling dat de
informatie «tijdig» aan de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen
partner of pensioengerechtigden toegezonden moet worden en in duidelijke
en voor de deelnemer begrijpelijke bewoordingen moet plaatsvinden.
De regering heeft voor deze gevallen bewust niet gekozen voor een
nadere invulling van deze begrippen. Pensioenuitvoerders dienen zelf te
bepalen wat onder tijdig wordt verstaan en wat in duidelijke en begrijpelijke
bewoordingen inhoudt. De toezichthouder kan natuurlijk wel een
oordeel geven over de wijze van de invulling door de pensioenuitvoerders.
Bij het verstrekken van informatie maakt de pensioenuitvoerder gebruik
van persoonsgegevens. In dat kader is de Wet bescherming persoonsgegevens
Wbp (Stb. 2000, 302) van belang. Uitgangspunt van deze wet is
dat de persoonsgegevens door de gebruiker (de pensioenuitvoerder)
alleen gebruikt mogen worden voor het uitvoeren van de overeenkomst
(de pensioenovereenkomst). Op grond van artikel 33 en 34 Wbp dient
degene die gegevens van een burger beheert, zijn identiteit en het doel
van de verwerking waarvoor de gegevens zijn bestemd aan de betrokkenen
voor het moment van verkrijging mede te delen, tenzij de betrokkene
reeds op de hoogte is. De regering gaat ervan uit dat een deelnemer
of aanstaande deelnemer die gegevens aan een pensioenuitvoerder
aanlevert of via de werkgever laat aanleveren, weet waarvoor deze gegevens
gebruikt gaan worden, zodat automatisch wordt voldaan aan deze
artikelen. Op grond van artikel 35 Wbp heeft een deelnemer onder andere
het recht de beheerder van zijn persoonsgegevens te vragen met welke
persoonsgegevens wordt gewerkt en met wat voor doel ze worden
gebruikt. Als deze onjuist zijn of voor verkeerde doeleinden worden
gebruikt, heeft de deelnemer het recht een verzoek in te dienen voor wijziging,
verwijdering of afscherming van de gegevens.
Persoonsgegevens die de pensioenuitvoerder verkrijgt, mogen niet
worden aangewend voor andere doeleinden, tenzij hiervoor een toereikende
grondslag is en de verdere verwerking verenigbaar is met het doel
waarvoor de gegevens zijn verkregen. De artikelen 8 en 9 Wet bescherming
persoonsgegevens (Wbp) zijn in dat geval van toepassing. Indien de
pensioenverzekeraar lid is van het Verbond van Verzekeraars, is tevens de
Gedragscode Financiële Instellingen (goedgekeurd door het College
Bescherming Persoonsgegevens in januari 2003) van toepassing. Zowel
de Wbp als de Gedragscode bevatten algemene regels omtrent de verenigbaarheid
van de verdere verwerking.
Evenals bij de startbrief zou de regering het toejuichen als de periodieke
informatieverstrekking, met name die aan deelnemers en gewezen deelnemers,
bij verschillende pensioenuitvoerders zoveel mogelijk uniform
plaatsvindt. Met name als deelnemers of gewezen deelnemers bij
verschillende pensioenuitvoerders aanspraken opbouwen of hebben
opgebouwd, is het van belang de informatie over de hoogte van de
aanspraken gemakkelijk te kunnen combineren. Het kabinet is dan ook
verheugd met het initiatief van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen,
de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en het
Verbond van Verzekeraars om te komen tot een uniform jaaroverzicht. Dit
vereenvoudigde overzicht kan, naast de overige verplichte informatie, in
belangrijke mate bijdragen aan een verbeterd pensioenbewustzijn.
|
|
|