|
|
|
In het kader van de taakafbakening is afgesproken dat er beperkingen
worden gesteld aan de mogelijkheid voor werkgevers om zich bij een
pensioenfonds aan te sluiten. Deze afspraken zijn als volgt in deze wet
verwerkt.
Ondernemingen aangesloten bij een ondernemingspensioenfonds
Deze wet bepaalt dat een ondernemingspensioenfonds aan één
onderneming of aan één groep verbonden mag zijn. Ondernemingen
waartussen geen enkele juridische, economische, organisatorische of
feitelijke band bestaat horen niet thuis bij één ondernemingspensioenfonds.
Indien een onderdeel van de groep zich losmaakt uit de groep, en
als zelfstandig bedrijf verder gaat, hoeft de aansluiting bij het ondernemingspensioenfonds
evenwel niet te worden beëindigd. De historische
band tussen het nieuwe zelfstandige bedrijf en de groep waaruit dit bedrijf
voortkomt rechtvaardigt in een dergelijke situatie dat de aansluiting in
stand blijft.
Anders dan in het kabinetsstandpunt betreffende de taakafbakening
(Kamerstukken II 1998/99, 26 537, nr. 2) is aangegeven, kiest de regering
voor het begrip «groep» in plaats van «concern». Het begrip «groep» is
een meer gangbaar begrip in regelgeving. Door aan te sluiten bij de definitie
van «groep» in artikel 2:24b BW is duidelijk welke soorten rechtspersonen
en vennootschappen deel kunnen uitmaken van een groep: coöperaties,
verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen, stichtingen,
naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen.
De keuze voor het begrip «groep» zal ook worden doorgevoerd in het
Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000, waarin nu nog van «concern» wordt
gesproken.
Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds
De werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds wordt bepaald door
sociale partners en geformuleerd op basis van bedrijfs(tak)activiteiten. De
werkingssfeer wordt omschreven in de statuten van een bedrijfstakpensioenfonds
(zie ook paragraaf 5.2.2).
In de praktijk komt het voor dat bedrijven of instellingen die niet of slechts
zijdelings tot de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds behoren,
op vrijwillige basis willen deelnemen aan de pensioenregeling van het
bedrijfstakpensioenfonds. Deze zogenoemde vrijwillige aansluiting kan bij
zowel een verplichtgesteld als een niet-verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds
aan de orde zijn.
In het kabinetsstandpunt over de taakafbakening is aangegeven dat vrijwillige
aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds is toegestaan
wanneer daartoe een verzoek wordt gedaan door representatieve sociale
partners in een bedrijfstak. De leden van de verzoekende, representatieve
werkgeversorganisatie zullen dan aangesloten worden bij het bedrijfstakpensioenfonds.
De gedachte hierachter is dat een bedrijfstakpensioenfonds
zich bezig moet houden met de uitvoering van pensioenregelingen
voor bedrijfstakken en niet voor losse ondernemingen en instellingen.
Bij de nadere uitwerking van dit onderdeel van het kabinetsstandpunt
betreffende de taakafbakening, is gebleken dat de gedachte achter het
kabinetsstandpunt niet consequent is. Het is namelijk inherent aan vrijwillige
aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds dat het gaat om de
aansluiting van losse bedrijven of instellingen. Immers, wanneer het om
volledige bedrijfstakken gaat, is aansluiting nu al mogelijk via de aanpassing
van de statutaire werkingssfeer, waarbij de keuze bestaat om al dan
niet een verplichtstelling aan te vragen. Een bedrijfstakpensioenfonds
mag immers pensioenregelingen voor één of meer bedrijfstakken
uitvoeren.
De regering heeft daarom gezocht naar een ander criterium om te bepalen
of er sprake kan zijn van vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds
of niet. De regering heeft daarbij aansluiting gezocht bij het advies
van de Stichting van de Arbeid over de taakafbakening (Advies Hoofdlijnen
voor een andere regeling van de taakafbakening tussen pensioenfondsen
en verzekeraars, 30 november 1998). De Stichting van de Arbeid
heeft in zijn advies aangegeven dat er sprake dient te zijn van een
aantoonbare relatie van de activiteiten van de vrijwillige aansluiter met de
werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds. De Stichting van de
Arbeid heeft in zijn advies verder aangegeven dat expliciet in de statuten
en reglementen van een bedrijfstakpensioenfonds moet worden opgenomen
dat vrijwillige aansluiting mogelijk is en onder welke voorwaarden.
Het criterium van de aantoonbare relatie met de werkingssfeer van het
bedrijfstakpensioenfonds krijgt in deze wet vorm door als voorwaarden
aan de vrijwillige aansluiting van een nieuwe bedrijf te stellen:
1. De arbeidsvoorwaarden die door de vrijwillige aansluiter worden
toegepast moeten qua loonontwikkeling minimaal dezelfde ontwikkeling
volgen als die van de bedrijfstak – of in geval van meer dan één
bedrijfstak, de loonontwikkeling van één van de bedrijfstakken – én de
vrijwillige aansluiter moet deelnemen in de sociale fondsen die in de
(verplichtgestelde) bedrijfstakken aanwezig zijn. De bedrijfstak
waarvan de loonontwikkeling wordt gevolgd en de bedrijfstak in wiens
sociale fondsen wordt deelgenomen, moet één en dezelfde bedrijfstak
zijn.
Of:
2. Er moet sprake zijn van een groepsverhouding tussen een bedrijf dat
onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt en de
vrijwillige aansluiter. Wanneer een vrijwillige aansluiter een groepsverhouding
heeft met een bedrijf dat al dan niet via verplichtstelling
onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds valt, is het
verdedigbaar dat de onderdelen van de groep die niet onder het
bedrijfstakpensioenfonds vallen – omdat zij bedrijfsactiviteiten
verrichten die niet onder de statutaire werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds
vallen –, de mogelijkheid krijgen om zich vrijwillig
aan te sluiten bij dat bedrijfstakpensioenfonds. Het begrip «groep» is
toegelicht in het eerste deel van deze paragraaf.
Is een bedrijf dat onderdeel is van een groep, via deze weg eenmaal
vrijwillig aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds, dan kan die
aansluiting voor de toekomst in stand blijven, ook al zou het betreffende
bedrijf zich later alsnog losmaken uit de groep. De historische
band met de groep rechtvaardigt in zo’n situatie dat de aansluiting bij
het bedrijfstakpensioenfonds niet hoeft te worden beëindigd.
Vrijwillige aansluiting is daarnaast mogelijk indien een bedrijf dat wél bij
een bedrijfstakpensioenfonds was aangesloten, buiten de werkingssfeer
van dat fonds komt te vallen na aanpassing van de werkingssfeer van het
fonds. De historische band met het fonds rechtvaardigt in dat geval dat –
aansluitend aan de oorspronkelijke aansluiting – vrijwillige aansluiting
mogelijk is. Dat geldt ook in geval van een verzelfstandiging van een deel
van een bedrijf dat onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds
valt, terwijl het verzelfstandigde onderdeel na afsplitsing van het
bedrijf niet onder die werkingssfeer valt. Ook in die situatie mag het
nieuwe bedrijf, gelet op de historische band, als vrijwillige aansluiter bij
het bedrijfstakpensioenfonds aangesloten blijven. Het is in het belang van
de deelnemers dat continuering van de aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds
in deze situaties mogelijk is.
Een bedrijfstakpensioenfonds bepaalt zelf of het vrijwillige aansluiting al
dan niet mogelijk wil maken. Als een bedrijfstakpensioenfonds ervoor
kiest om vrijwillige aansluiting mogelijk te maken, dan moet deze mogelijkheid
expliciet in de statuten van het bedrijfstakpensioenfonds worden
vermeld. Ook moet het bedrijfstakpensioenfonds de hiervoor beschreven
criteria hanteren voor de vrijwillige aansluiting. Het staat een bedrijfstakpensioenfonds
vrij deze criteria aan te scherpen of aan te vullen met extra
criteria.
Overeenkomstig de verplichting tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst
tussen werkgever en pensioenuitvoerder
moet er tussen het bedrijfstakpensioenfonds en de vrijwillige aansluiter
een uitvoeringsovereenkomst gesloten worden. In die uitvoeringsovereenkomst
moeten de voorwaarden op grond waarvan de vrijwillige
aansluiting heeft plaatsgevonden, vermeld worden. Op die manier wordt
duidelijk op grond van welke voorwaarde(n) de vrijwillige aansluiting tot
stand is gekomen.
|
|
|