|
|
|
1.Afkoop is slechts mogelijk in bij of krachtens de artikelen 66 tot en met 69 en 134 bedoelde situaties of in geval van toepassing van artikel 3:161 van de Wet op het financieel toezicht.
2.Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.
| |
Anders dan in de PSW wordt in deze wet een scheiding gemaakt
tussen afkoop en waardeoverdracht en wordt waardeoverdracht niet
langer gezien als een bijzondere, toegelaten vorm van afkoop. Zie ook de
definitie van het begrip waardeoverdracht in artikel 70.
De term afkoop is in de PSW niet gedefinieerd. In de praktijk blijkt er
echter wel behoefte te bestaan aan een definitie. Het definiëren van het
begrip afkoop brengt echter het gevaar met zich dat dit de facto leidt tot
inperking van het begrip waardoor ontduikingsmogelijkheden ontstaan.
Daarom is bekeken of het mogelijk is te komen tot een definitie die
voldoende ruim is om dat bezwaar te ondervangen. De hier voorgestelde
definitie van het begrip afkoop geeft in essentie weer waar het bij het
verbod van afkoop van pensioen om gaat. De pensioenbestemming moet
behouden blijven.
Een voordeel van het hanteren van een definitie van afkoop is dat er een
einde kan worden gemaakt aan de discussie of waardeoverdracht onder
het begrip afkoop valt en of dit al dan niet het geval zou moeten zijn. Door
afkoop zo te definiëren als hier wordt voorgesteld valt waardeoverdracht
er niet onder. Waardeoverdracht is apart gedefinieerd in artikel 70, waarbij
er naar is gestreefd om dit begrip zoveel mogelijk los te koppelen van het
begrip afkoop.
In de praktijk wordt ook nog al eens de vraag opgeworpen of het mogelijk
is om afstand te doen van reeds opgebouwde pensioenaanspraken of
rechten. In het onderhavige wetvoorstel wordt tot uitdrukking gebracht
dat een dergelijke afstand niet mogelijk is omdat dit zou leiden tot een niet
toegestane vorm van afkoop. Dit is in lijn met jurisprudentie op dit punt.
Het maakt daarbij niet uit of er in ruil voor het doen van afstand een
tegenprestatie wordt geboden.
De vraag of er sprake is van afkoop is direct gekoppeld aan de vraag of
dan nog gesproken kan worden van pensioen of niet. Bij de voorgestelde
definitie is niet als eis gesteld dat het bij afkoop moet gaan om het
uitkeren van een bedrag ineens in ruil voor de periodieke bedragen. Het is
bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van afkoop niet relevant of
er tegenover het verloren laten gaan van de pensioenbestemming geld of
een ander prestatie staat. Ook verkapte uitruil door afstand van reeds
opgebouwd pensioen in ruil voor extra loon valt onder de voorgestelde
definitie van afkoop.
Ook wanneer wordt overeengekomen om de pensioenovereenkomst aan
te passen en de regeling te versoberen, kan de opgebouwde waarde niet
worden verminderd. Overigens is «afstand vooraf», dus het afslaan van
het aanbod om te komen tot een pensioenovereenkomst wél mogelijk.
Indien een werknemer ervoor kiest geen pensioenovereenkomst te sluiten
met de werkgever ondanks een aanbod daartoe van de werkgever is er
geen sprake van afstand of afkoop, omdat er nooit sprake is geweest van
pensioenopbouw. Uiteraard is het raadzaam om een dergelijke keuze van
de werknemer schriftelijk vast te leggen, dat kan latere discussies voorkomen.
Denkbaar is ook de situatie waarin ten onrechte pensioenpremies
zijn betaald en die vervolgens als onverschuldigd worden teruggevorderd.
Ook dan is geen sprake van het overtreden van het afkoopverbod.
Als er een afkoopsom wordt uitgekeerd maakt het onder de hier voorgestelde
definitie niet uit of deze wordt uitgekeerd aan de deelnemer, de
gewezen deelnemer, de (gewezen) partner, of aan een derde. In alle
gevallen is er sprake van afkoop.
In de PSW is in artikel 8c voorzien in een verbod om een aanspraak op
ouderdomspensioen of op weduwen- of weduwnaarspensioen te verminderen
zonder toestemming van de echtgenoot van de deelnemer anders
dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de wet. Dat ziet vooral op
waardeoverdracht, dat in de PSW immers een vorm van afkoop is. Deze
bepaling hoeft in de onderhavige wet daarom niet overgenomen
te worden, mede omdat tevens afzonderlijk geregeld is wanneer
vervreemden van pensioen mogelijk is.
Bij waardeoverdracht is er géén sprake van afkoop omdat dan de
pensioenbestemming van de aanspraken behouden blijft.
In de situatie dat op grond van artikel 134 korting van pensioenrechten en
pensioenaanspraken plaatsvindt, gaat echter wel de pensioenbestemming
verloren evenals wanneer voor een verzekeraar een noodregeling van
toepassing is en op grond van artikel 165 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf
1993 de rechtbank de bewindvoerders machtigt om verzekeringsovereenkomsten
te wijzigen.
|
|
|
|
Artikel 3:161 Wft heeft betrekking op de situatie dat voor een verzekeraar een noodregeling van toepassing is.
|
|