|
|
|
1. Een financiële onderneming verstrekt de ingevolge deze afdeling en de artikelen 4:25a, eerste lid, onderdeel a, en 4:25b, eerste en tweede lid, van de wet aan de consument of cliënt te verstrekken informatie schriftelijk, tenzij in deze afdeling anders wordt bepaald. De financiële onderneming kan de informatie via een andere duurzame drager verstrekken, indien zij zich ervan heeft vergewist dat de consument onderscheidenlijk cliënt over de benodigde middelen beschikt om kennis te nemen van de aldus te verstrekken informatie.
2. De financiële onderneming verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste lid, in de Nederlandse taal. De informatie kan in een andere taal worden verstrekt:
a. indien de consument of cliënt daarom verzoekt en de financiële onderneming hiermee heeft ingestemd;
b. indien partijen een keuze hebben gemaakt voor de toepasselijkheid van het recht van een andere staat op de overeenkomst inzake een financieel product; of
c. indien het essentiële beleggersinformatie betreft en het gebruik van de desbetreffende taal door de Autoriteit Financiële Markten is goedgekeurd.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op het verstrekken van informatie met betrekking tot het verlenen van beleggingsdiensten.
|
|
|
Dit artikel is gebaseerd op de artikelen 4:22, eerste lid, 4:25a, eerste lid, onderdeel a, en 4:25b, eerste en tweede lid, van de
wet en komt in de plaats van artikel 26 van het Bfd.
Anders dan in artikel 26 van het Bfd wordt in dit artikel niet alleen de
«consument», maar ook de «cliënt» genoemd. Dit hangt samen met het
feit dat de bepalingen over informatieverstrekking bij verzekeringen en de
bepalingen met betrekking tot de financiële bijsluiter voor deelnemingsrechten
in beleggingsinstellingen zich uitstrekken tot alle personen en niet
beperkt zijn tot de natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening
van een beroep of bedrijf. In het Bfd volgde dit wat verzekeringen betreft
uit het gebruik van de term «consument» in samenhang met artikel 6 van
de Wfd. In de wet en dit besluit wordt in plaats daarvan de term «cliënt»
gebruikt. Daarnaast is in het tweede lid, onderdeel c, de beleggingsinstelling
komen te vervallen. De verplichting om een financiële bijsluiter te
verstrekken rust gelet op artikel 65, eerste lid, immers op de aanbieder,
dat wil zeggen de beheerder. Op grond van artikel 1:13, tweede lid, van de
wet wordt onder beheerder tevens begrepen een beleggingsmaatschappij
die geen aparte beheerder heeft.
De informatie die op grond van deze afdeling moet worden verstrekt
dient op papier of via een andere duurzame drager te worden overgedragen
en daarmee blijvend ter beschikking te komen aan de consument
of cliënt. Deze verplichting geldt bijvoorbeeld wanneer een aanbieder van
complexe producten (artikel 65) gehouden is op verzoek van de
consument of cliënt een financiële bijsluiter te verstrekken. De verplichting
geldt uiteraard niet wanneer een aanbieder van complexe producten
gehouden is bepaalde informatie beschikbaar te houden op zijn website.
In de artikelen 52, achtste lid, 53, dertiende lid, en 79, derde lid, is een
uitzondering opgenomen van de reikwijdte van artikel 49. Op grond van
deze uitzondering geldt de verplichting van de eerste volzin van het eerste
lid van artikel 49 niet voor informatie die door een financiële onderneming
wordt verstrekt in reclame-uitingen over complexe producten en
kredieten, en informatie die via spraaktelefonie wordt uitgewisseld.
Op grond van het derde lid geldt dit artikel niet voor het verstrekken van
informatie bij het verlenen van beleggingsdiensten en het als nevenactiviteit
daarbij adviseren over financiële instrumenten. Voor beleggingsondernemingen
worden de bestaande eisen aan informatie van artikel 38
van de Nadere regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 gehandhaafd.
Degenen die alleen adviseren over financiële instrumenten en niet
tevens beleggingsdiensten verlenen, vallen evenals onder het Bfd wel
onder dit artikel.
Duurzame drager
Onder een duurzame drager dient op grond van artikel 1:1 van de wet te
worden verstaan: ieder hulpmiddel dat de consument of cliënt in staat
stelt persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die
deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende
een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan
dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie
mogelijk maakt. Hierbij moet volgens overweging 20 bij de richtlijn
verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten vooral
worden gedacht aan computerdiskettes, cd-roms en de harde schijf van
de computer (voor de opslag van elektronische boodschappen). De
computerdiskettes of cd-roms moeten aan de consument of cliënt worden
toegestuurd. Het gegeven dat de harde schijf van een computer (voor de
opslag van elektronische boodschappen) eveneens als duurzame drager
wordt beschouwd heeft tot gevolg dat de leverancier de voorgeschreven
informatie ook per elektronische post kan toesturen aan de consument of
cliënt. Dit opdat de consument of cliënt het elektronische bericht kan
opslaan op de harde schijf van zijn computer. Of de consument of cliënt
het elektronische bericht na ontvangst daadwerkelijk opslaat op de harde
schijf, komt overigens niet voor risico van de financiële onderneming.
Internetsites worden in beginsel niet als duurzame drager beschouwd,
tenzij deze voldoen aan bovengenoemde in de definitie van duurzame
drager opgenomen criteria. Aannemelijk is dat hetzelfde geldt voor ruimte
die door een derde (provider) op zijn netwerk of computer ter beschikking
wordt gesteld aan de consument voor de opslag van elektronische
boodschappen.
Vergewisplicht
Omdat artikel 5, eerste lid, van de richtlijn verkoop op afstand van
financiële diensten aan consumenten de eis stelt dat de duurzame drager
beschikbaar en toegankelijk is voor de consument, zal de financiële
onderneming zich ervan moeten vergewissen dat dit het geval is. Is de
duurzame drager niet beschikbaar of toegankelijk voor de consument of
cliënt, dan mag de financiële onderneming de duurzame drager niet
gebruiken en zal hij de desbetreffende informatie op papier moeten
verschaffen aan de consument of cliënt. De financiële onderneming zal
alleen kunnen weten of een duurzame gegevensdrager beschikbaar en
toegankelijk is voor de consument of cliënt indien zij is nagegaan of de
desbetreffende consument of cliënt over middelen beschikt om kennis te
kunnen nemen van informatie die hem via een duurzame drager wordt
aangeboden.
Het gegeven dat een consument of cliënt recentelijk een emailadres
heeft verstrekt aan een financiële onderneming kan voor deze een
belangrijke aanwijzing zijn dat het verstrekken van informatie per
elektronische post mogelijk zal zijn, in die zin dat de informatie
beschikbaar zal zijn voor de consument of cliënt wanneer deze hem per
elektronische post wordt toegestuurd. Dit betekent niet per se dat de
informatie ook toegankelijk voor de consument of cliënt zal zijn. Voor het
openen van elektronische berichten kan het bijvoorbeeld nodig zijn om
bepaalde software te gebruiken. Om zich ervan te verzekeren dat de
consument over deze software beschikt, zal de financiële onderneming de
consument of cliënt bijvoorbeeld in het elektronische bericht een
automatische toepassing kunnen meezenden die er voor zorgt dat de
benodigde software (gratis) wordt verstrekt, wanneer blijkt dat deze niet
aanwezig is op computer van de consument of cliënt.
Nadere toevoeging na wijziging oorspronkelijke tekst
De in artikel 49 opgenomen wijziging beoogt artikel 49, derde lid, van het besluit aan te passen aan de gewijzigde reikwijdte van het begrip verlenen van beleggingsdiensten. De zinsnede «en het in het kader daarvan adviseren over financiële instrumenten» kan worden geschrapt. Het adviseren over financiële instrumenten wordt door MiFID aangemerkt als het verlenen van een beleggingsdienst.
Dat de harde schijf van de computer dient voor de opslag van elektronische boodschappen blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de richtlijn (COM(98) 468 def, 14 oktober 1998).
Artikel 49, tweede lid, onderdeel c, verwerkt artikel 94, eerste lid, onderdeel b, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. De essentiële beleggersinformatie kan worden verstrekt in de Nederlandse taal of in een taal die door de AFM is goedgekeurd.
|
|
|