Vrijwillige pensioenregelingen zijn regelingen die deel uitmaken van de
pensioenovereenkomst, maar waaraan deelname – in tegenstelling tot de
basispensioenregeling – niet verplicht is. Deelname is mogelijk vanaf het
begin van de pensioenovereenkomst, maar kan in bepaalde gevallen ook
op een later moment aanvangen. Om deelnemers van een basispensioenregeling
bij de (verplichte) start van de deelname niet met informatie te
overvoeren, hoeft op dat moment niet over de inhoud van de vrijwillige
pensioenregelingen te worden geïnformeerd. Volstaan kan worden met
het informeren dat er een mogelijkheid is deel te nemen aan een (de)
vrijwillige pensioenregeling(en). Informatieverstrekking over de inhoud
van de vrijwillige pensioenregeling vindt plaats op het moment dat een
deelnemer overweegt aan de vrijwillige pensioenregeling deel te gaan
nemen, dat wil zeggen voorafgaand aan de deelneming.
De informatie over de inhoud van de vrijwillige pensioenregeling, die
voorafgaand aan deelname wordt verstrekt, komt zoveel mogelijk overeen
met de informatie die bij basispensioenregelingen moet worden verstrekt.
De informatie is tevens dusdanig dat een deelnemer deze gemakkelijk kan
vergelijken met informatie die de deelnemer als consument kan krijgen
over alternatieve producten in de derde pijler. Dat deze informatie
vergelijkbaar moet zijn komt omdat de voorlichtingsvoorschriften bij
basispensioenregelingen sterk lijken op de voorlichtingsvoorschriften
voor vergelijkbare producten zoals die geregeld zijn bij of krachtens de
Wet op het financieel toezicht (Wft).
In de Wft wordt onderscheid gemaakt tussen het geven van precontractuele
informatie in algemene zin, en het voor de consument beschikbaar
houden van een financiële bijsluiter in specifieke gevallen. Een financiële
bijsluiter moet onder andere verstrekt worden bij producten die vergelijkbaar
zijn met sommige vrijwillige regelingen, zoals levensverzekeringen.
Zowel elementen uit de informatieverstrekking in de precontractuele
fase als elementen uit de financiële bijsluiter komen terug in dit
besluit.
Overwogen is de informatieverstrekking bij vrijwillige regelingen exact
hetzelfde te maken als bij vergelijkbare producten uit de derde pijler.
Daarvan is afgezien omdat vrijwillige pensioenregelingen naar hun aard
op een aantal punten afwijken van vergelijkbare producten uit de derde
pijler.
Het gaat om de volgende punten.
- Vrijwillige pensioenregelingen ontstaan in het kader van de arbeidsrelatie.
Dit komt onder andere tot uitdrukking in een eventuele werkgeversbijdrage,
maar ook in de wettelijke plicht te zorgen voor de premieafdracht
aan de uitvoerder ingeval van deelname aan een vrijwillige
pensioenregeling.
- Op vrijwillig opgebouwde pensioenuitkeringen kunnen toeslagen
verleend worden, bij een derdepijlerproduct is dat niet gebruikelijk.
- Bij beëindiging ingeval van kapitaalgefinancierde vrijwillige
regelingen blijven de aanspraken behouden. Derdepijlerproducten kunnen
worden afgekocht, waarbij korting op het afkoopbedrag mogelijk is in
verband met kosten van het product die in het begin van de opbouw
neerslaan.
- Omdat vrijwillige pensioenregelingen onder de pensioenwetgeving
vallen, dienen de uitkeringen voor mannen en vrouwen gelijk te zijn. Bij
derdepijlerproducten hoeft dat niet het geval te zijn.
- In afwijking van de informatie bij de start van de deelname aan een
basispensioenregeling, moet bij de start van de deelname aan een
vrijwillige regeling een indicatie worden gegeven van het te bereiken
kapitaal.
- Voor vrijwillige pensioenregelingen in de vorm van premieovereenkomsten
met beleggingsvrijheid voor de deelnemer geldt, zoals
bij basispensioenregelingen, dat de toezichthouder de mogelijkheid krijgt
nadere regels te stellen over de informatieverstrekking. Het kabinet acht
het van groot belang dat uitvoerders deelnemers extra zorgvuldig
informeren over de risico’s bij premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid.
|