Paragraaf 8.6 Memorie van Toelichting
Toezichthouders en hun taken
Het toezicht op de naleving van de Pensioenwet wordt ondergebracht bij de AFM en DNB. De AFM zal ingevolge dit wetsvoorstel de taak krijgen voor het uitvoeren van het gedragstoezicht. DNB zal ingevolge dit wetsvoorstel de taak krijgen het prudentiële toezicht en het materiële toezicht uit te voeren. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zal deze taakafbakening verder vorm krijgen.

Uitgangspunt hierbij is, waar mogelijk, het voorkomen van:
a. Dubbele uitvraag van dezelfde gegevens en inlichtingen en
b. Overlap in de toezichtvelden en dient ten gevolg mogelijk strijdige oordelen.

Het voorkomen van dubbele uitvraag van dezelfde gegevens en inlichtingen is te ondervangen door toe te laten dat beide toezichthouders, onder de nodige waarborgen, gegevens of inlichtingen kunnen uitwisselen.

Artikel 205 is hiertoe in deze wet opgenomen. Het artikel komt overeen met artikel 1:73 van de Wft.

Daarnaast ligt het voor de hand dat beide toezichthouders, AFM en DNB, binnen de wettelijke vereisten, werkafspraken vastleggen in een convenant.

Zij kunnen daartoe een nieuw convenant sluiten of hun bestaande convenant uitbreiden met de wijze waarop de uitwisseling van gegevens en inlichtingen zal plaatsvinden in het kader van het toezicht op de naleving van deze wet. Het convenant behoeft niet de instemming van de minister van SZW. Het convenant valt binnen de kaders van de taakverdeling tussen de AFM en DNB.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zal de taakverdeling en de samenwerking van de toezichthouders AFM en DNB worden geregeld.
De taken tussen de AFM en DNB worden in grote lijnen als volgt verdeeld:
1.Het toezicht op de naleving van de Pensioenwet en de eerder genoemde vigerende wet- en regelgeving wordt ondergebracht bij DNB, met uitzondering van het gedragstoezicht. Het gedragstoezicht wordt ondergebracht bij de AFM.
2. Het gedragstoezicht door de AFM op pensioenuitvoerders omvat:
Het toezicht op de verstrekking van alle informatie van een pensioenuitvoerder aan aanspraak- en pensioengerechtigden die de pensioenuitvoerder conform deze wet is gehouden te verstrekken: voorlichting over het pensioenreglement en de periodieke opgave van pensioenaanspraken, waaronder toezicht op de verstrekking van de wettelijk verplichte informatie bij individuele vrijwillige voorzieningen.
Het toezicht op de plicht van pensioenuitvoerders om bij premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid, deze beleggingsvrijheid te begrenzen.
3. De AFM controleert de communicatie, als bedoeld onder het tweede punt, op tijdigheid, juistheid en toegankelijkheid.
4. De taakverdeling tussen beide toezichthouders en de wijze waarop zij samen hebben te werken, wordt vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. De in de algemene maatregel van bestuur op te nemen regels, zullen worden op de volgende uitgangspunten gebaseerd:
a.De AFM toetst de communicatie-uitingen van pensioenuitvoerders met aanspraak en pensioengerechtigden op toegankelijkheid, tijdigheid en juistheid.
Zij doet dit door de communicatie-uitingen te toetsen aan wat hierover in het reglement van de pensioenuitvoerder is bepaald. Dit betekent dat de AFM geen rol heeft bij het toezicht op de interne communicatie binnen de pensioenuitvoerder, in het bijzonder de communicatie van het pensioenfonds met de deelnemersraad en geen toezicht houdt op de nadere uitwerking daarvan in de Administratieve Organisatiebeschrijving en de Interne Controle, dat blijft een taak voor DNB.
b.De toetsing van de toegankelijkheid (beschikbaarheid en begrijpelijkheid) en de tijdigheid kan de AFM in beginsel onafhankelijk van DNB uitvoeren.
c.Bij toetsing van de juistheid zal de AFM in veel gevallen wel met DNB samenwerken, in het bijzonder voor die gevallen waarbij voor een oordeel over de juistheid van de communicatie ook een oordeel nodig is over de interpretatie van onderliggende stukken, zoals het reglement of de actuariële en bedrijfstechnische nota.
d.Het oordeel van DNB over de interpretatie van onderliggende stukken wordt door de AFM rechtstreeks overgenomen. Het oordeel van de AFM over de communicatie wordt door DNB rechtstreeks overgenomen.
e.Op de constatering dat (het oordeel van de AFM over) een communicatie-uiting niet in overeenstemming is met (het oordeel van DNB over) de onderliggende stukken, zal de AFM de pensioenuitvoerder hiervan in kennis stellen en verzoeken (waar nodig door middel van een aanwijzing) om de communicatie en de onderliggende stukken in overeenstemming te brengen.
f.Het is aan de pensioenuitvoerder om te bepalen hoe de overeenstemming tot stand wordt gebracht.
g.Indien de pensioenuitvoerder weigertom de overeenstemming tot stand te brengen, of indien na aanpassing van communicatie en/of onderliggende stukken nog altijd geen overeenstemming is bereikt, kan de AFM een aanwijzing geven aan de pensioenuitvoerder dat overeenstemming tot stand moet worden gebracht.
h.Bij verdergaande weigering om overeenstemming te realiseren kunnen zwaardere dwangmiddelen worden ingezet, conform bevoegdheden in de Pensioenwet. Het is echter niet de bedoeling om bij of krachtens de Pensioenwet de AFM de bevoegdheid te geven om een bewindvoerder te kunnen instellen bij een pensioenfonds.
Hierin volgt de Pensioenwet de Wft.

De taakafbakening tussen AFM en DNB dient praktisch en uitvoerbaar te zijn. Als blijkt dat de taakafbakening in de praktijk tot inefficiënt functioneren van de toezichthouders leidt, dan is het wenselijk dat dit op relatief eenvoudige wijze kan worden gewijzigd. De nadere uitwerking van de taakafbakening zal daarom plaatsvinden in een algemene maatregel van bestuur.

Het toezicht is een aandachtsgebied dat nog steeds sterk in ontwikkeling is. Dat geldt ook voor het uitvoeringstoezicht, het toezicht van de minister op de AFM en DNB. Als blijkt dat het uitvoeringstoezicht lacunes bevat of oneigenlijke eisen stelt aan de toezichthouders, dan is het wenselijk dat de eisen op relatief eenvoudige wijze kunnen worden gewijzigd. Ook deze eisen zullen daarom worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur.

Het belang van goed toezicht impliceert verder dat beide toezichthouders moeten kunnen beschikken over een passend en, in principe, hetzelfde toezichtinstrumentarium richting de onder toezicht gestelde pensioenuitvoerders. De bestuurlijke relatie tussen de minister van SZW enerzijds en de AFM en DNB anderzijds wordt gelijkluidend ingericht. Dat betekent dat de bestuurlijke relatie tussen de minister van SZW en de AFM en tussen de minister van SZW en DNB identiek zal zijn. De minister van SZW kan zo richting beide toezichthouders over dezelfde instrumenten beschikken.

« terug
Pensioenwet: