|
|
|
De onderstaande tekst uit de Memorie van Toelichting is voor een deel achterhaald door het aannemen van een amendement op artikel 52. Lees daarom ook de toelichting op dit artikel.
In deze wet krijgen pensioenuitvoerders die een premieovereenkomst
met beleggingsvrijheid voor de deelnemer of gewezen deelnemer
uitvoeren, een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de pensioenuitvoerders
in het belang van de (gewezen) deelnemers moeten handelen
door de beleggingsvrijheid in te perken. De zorgplicht vervangt de in de
Notitie Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet (Kamerstukken II
2001/02, 28 294, nr. 1) aangekondigde minimuminleggarantie.
Bescherming deelnemer bij premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid
gewenst
Als de deelnemer de mogelijkheid heeft zelf te bepalen hoe er belegd
wordt, loopt hij, ten opzichte van een premieovereenkomst waarbij de
pensioenuitvoerder belegt, een extra risico op een tegenvallend eindkapitaal.
Immers, de meeste deelnemers zullen minder deskundig zijn op
beleggingsgebied dan professionele beleggers van pensioenuitvoerders.
Beleggingsvrijheid van de deelnemer ten aanzien van beleggingen past
niet goed bij het uitgangspunt van de Pensioenwet dat geld dat opzij
wordt gezet ten behoeve van pensioen, zijn pensioenbestemming moet
behouden en moet leiden tot een levenslange pensioenuitkering. Daarom
wordt in deze wet voor pensioenuitvoerders een zorgplicht geïntroduceerd waardoor zij, in het belang van de deelnemers, grenzen moeten
stellen aan de beleggingsvrijheid van deelnemers. Bij de vormgeving van
deze zorgplicht is gekeken naar de zorgplicht uit de Wet Financiële Dienstverlening
(Stb. 2005, 339) en de voorstellen van de pensioenkoepels op dit
punt.
Invulling zorgplicht
Voorgeschreven wordt dat pensioenuitvoerders bij premieovereenkomsten
met enigerlei vorm van beleggingsvrijheid voor de deelnemer,
grenzen dienen te stellen ten aanzien van de spreiding van de beleggingen
in relatie tot de resterende duur van de deelname van de deelnemer
aan de pensioenregeling. Ten aanzien van welke beleggingssoorten
exact grenzen gesteld worden, wordt open gelaten, maar
naarmate een deelnemer dichter bij de pensioendatum komt, zal de
beleggingsmix minder risicovol moeten zijn. Het gaat daarbij onder
andere om grenzen ten aanzien van de verhouding tussen vastrentende
waarden enerzijds en zakelijke waarden anderzijds. De plicht van
pensioenuitvoerders om bij beleggingsvrijheid grenzen te bepalen, mag
niet beïnvloed worden door de werkgever. Doel is dat de pensioenuitvoerder
vanuit zijn professionaliteit invulling aan de zorgplicht geeft.
Voor de volledigheid zij erop gewezen dat de onderhavige zorgplicht
anders van opzet is dan de zorgplicht op grond van de Wfd voor financiële
dienstverleners om in het kader van advisering zich te verdiepen in de
klant. Bij de zorgplicht uit deze wet gaat het niet om het stellen van
regels met betrekking tot advisering. Pensioenuitvoerders dienen los van
advisering de beleggingsvrijheid te begrenzen. Deze begrenzing hoeft ook
niet op de individuele situatie van de deelnemer te zijn afgestemd. Een
dergelijke algemene plicht tot begrenzing van beleggingsvrijheid past
beter bij pensioenen uit de tweede pijler. Immers, zoals reeds aangegeven,
het uitgangspunt van de Pensioenwet is dat geld dat werkgever en
werknemer opzij zetten ten behoeve van pensioen, zijn pensioenbestemming
moet behouden en moet leiden tot een levenslange pensioenuitkering.
De pensioenuitvoerders zijn gehouden te toetsen of de beleggingen van
een deelnemer de gestelde grenzen overschrijden. Als een grens overschreden
wordt, dient de pensioenuitvoerder de samenstelling van de
beleggingen aan te passen zodat deze weer binnen de gestelde grenzen
vallen. Hij dient de deelnemer over deze aanpassing te informeren.
Pensioenuitvoerders zijn vrij een nadere invulling te geven aan de termijn
waarbinnen de beleggingsportefeuille bij overschrijding van de gestelde
grenzen weer dusdanig moet zijn aangepast dat deze is toegestaan op
grond van de gestelde grenzen.
Op welke premieovereenkomsten is de zorgplicht van toepassing
Elke premieovereenkomst die in meerdere of mindere mate vrijheid aan
de deelnemer biedt om keuzes ten aanzien van beleggingen te maken
wordt beschouwd als een premieovereenkomst met beleggingsvrijheid
waarvoor een zorgplicht geldt. Bij premieovereenkomsten zijn globaal drie
varianten denkbaar ten aanzien van de wijze van beleggen van de ten
behoeve van het pensioen van de werknemer beschikbaar gestelde
premie. Ten eerste de variant dat de pensioenuitvoerder, vanuit zijn
professionaliteit, volledig verantwoordelijkheid is voor de beleggingen. De
deelnemer heeft daar geen enkele invloed op. Ten tweede een daar tegenoverstaande
variant dat de deelnemer volledig zelf verantwoordelijk is
voor de wijze van beleggen. De pensioenuitvoerder is dan alleen
uitvoerder van opdrachten van de deelnemer ten aanzien van de belegging
van de beschikbaar gestelde premie. Een tussenvariant houdt in dat
de pensioenuitvoerder verschillende beleggingskeuzepakketten aan de
deelnemer aanbiedt welke verschillen in de mate waarin de deelnemer
risico loopt en verschillen naar gelang de resterende periode tot pensioendatum
afneemt. Alleen bij de eerste variant geldt de zorgplicht dus niet;
deze geldt wel bij premieovereenkomsten waarbij aan deelnemers
beleggingskeuzepakketten worden voorgelegd.
De eis van solide beleggen bij premieovereenkomsten zonder
beleggingsvrijheid
De zorgplicht geldt alleen voorzover premieovereenkomsten de deelnemer
vrijheid bieden de beleggingen zelf te bepalen. Voorzover het gaat
om premieovereenkomsten zonder beleggingsvrijheid, waar de pensioenuitvoerder
namens de deelnemers belegt, gelden de algemene beleggingsvoorschriften.
Voor pensioenfondsen geldt de eis van solide beleggen
zoals geformuleerd in artikel 135. Het gaat hierbij overigens om gelijksoortige
normen als bij de zorgplicht, zoals de eis van het spreiden van beleggingen
in het belang van de deelnemer.
|
|
|