Paragraaf 6.7 Memorie van Toelichting
Kostendekkende premie
Een pensioenfonds moet de premie die wordt geheven bij de werkgever ter financiering van de pensioenverplichtingen en de aangroei hiervan in beginsel op een kostendekkend niveau vaststellen. Daarvan is sprake als op de lange termijn de technische voorzieningen volledig door waarden gedekt zijn en het vereist eigen vermogen gerealiseerd wordt. Dat is het geval als bij de bepaling van het niveau van de kostendekkende premie gewerkt wordt met dezelfde op marktwaardering gebaseerde disconteringsvoet als bij het bepalen van de technische voorzieningen.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels bepaald welke elementen in ieder geval moeten worden meegenomen in de kostendekkende premie. Naast de premie die nodig is in verband met de pensioenverplichtingen en de opslag in verband met het aan te houden vereist eigen vermogen gaat het hierbij om een opslag voor de uitvoeringskosten en een opslag die eventueel nodig is voor het financieren van een voorwaardelijk overeengekomen toeslagverlening. Het spreekt voor zich dat voor die financiering ook het rendement op de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen kan worden aangewend, evenals eventueel aanwezig eigen vermogen boven het vereist eigen vermogen.

Het werken met een op marktwaardering gebaseerde disconteringsvoet betekent dat de premie van een pensioenfonds sterk gaat fluctueren als de marktrente ook sterk fluctueert. Dat wordt algemeen als een onwenselijke situatie gezien voor de premiebetalers. Om dit probleem het hoofd te bieden kunnen pensioenfondsen trachten een hoger dan vereist eigen vermogen te creëren. Daardoor is er een extra buffer ontstaan om te voorkomen dat schommelingen in het premieverloop nodig zijn.

Daarnaast wordt het op grond van deze wet voor pensioenfondsen mogelijk de premies te dempen. Dit houdt in dat op de lange termijn de premie gemiddeld nog steeds op kostendekkend niveau ligt, maar op korte termijn mag worden afgeweken van dat kostendekkend niveau om pieken en dalen in het premieverloop af te vlakken. In een algemene maatregel van bestuur worden hiertoe regels gesteld op grond waarvan pensioenfondsen bij het vaststellen van de premie met een andere disconteringsvoet mogen werken dan de op marktwaardering gebaseerde disconteringsvoet die gebruikt wordt bij de vaststelling van de technische voorzieningen. Dat betekent dat gewerkt kan worden met een disconteringsvoet die volgt uit het over het verleden voortschrijdend gemiddelde van de op marktwaardering gebaseerde disconteringsvoeten, of een disconteringsvoet gebaseerd op toekomstige disconteringsvoeten op basis van te verwachten marktwaardering (zie nota Uitwerking FTK, punt 17).

Overigens mogen pensioenfondsen naast premiedemping in de uitvoeringsovereenkomst afspraken maken over het maximeren van premiestijgingen. Het is mogelijk dat de stijging van de premie, ondanks demping, toch nog een bepaalde vooraf afgesproken stijging overschrijdt. In dat geval moet in de actuariële en bedrijfstechnische nota zijn aangegeven welke sturingsmiddelen het pensioenfondsbestuur heeft en moet inzetten om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen te voldoen ten aanzien van het eigen vermogen.

Tevens is in deze wet bepaald onder welke condities vermogen aan de werkgever mag worden teruggestort of korting op de kostendekkende premie mag worden gegeven. Terugstorting of korting op de kostendekkende premie mag alleen indien voldaan wordt aan de vereisten ten aanzien van de technische voorzieningen, het eigen vermogen en de genoemde eis van consistentie tussen financiering en de ambitie inzake toeslagverlening. Het gaat er om dat een overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening voor de langere termijn in overeenstemming met de mate van voorwaardelijkheid moet zijn veiliggesteld, voordat geld mag worden teruggestort of de premie mag worden gekort. Pensioenfondsen met een voorwaardelijke toeslagverlening moeten terughoudend zijn met premiekorting of terugstorting. Indien onderdeel van de ambitie is om een eventueel niet of niet volledige toeslagverlening later in te halen, kan terugstorting of premiekorting niet gegeven worden zolang de eerder gemiste toeslagverlening nog niet is ingehaald. Uitgangspunt bij dit alles moet zijn dat het pensioenfonds op basis van een zorgvuldige belangenafweging handelt.

Overigens worden pensioenfondsen verplicht in de jaarrekening en het jaarverslag zowel het niveau van de kostendekkende premie te melden, het niveau van de gedempte premie als het niveau van de feitelijke premie (dat wil zeggen inclusief de premiekorting) weer te geven.

« terug