Een pensioenfonds moet de premie die wordt geheven bij de werkgever
ter financiering van de pensioenverplichtingen en de aangroei hiervan in
beginsel op een kostendekkend niveau vaststellen. Daarvan is sprake als
op de lange termijn de technische voorzieningen volledig door waarden
gedekt zijn en het vereist eigen vermogen gerealiseerd wordt. Dat is het
geval als bij de bepaling van het niveau van de kostendekkende premie
gewerkt wordt met dezelfde op marktwaardering gebaseerde disconteringsvoet
als bij het bepalen van de technische voorzieningen.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels bepaald
welke elementen in ieder geval moeten worden meegenomen in de
kostendekkende premie. Naast de premie die nodig is in verband met de
pensioenverplichtingen en de opslag in verband met het aan te houden
vereist eigen vermogen gaat het hierbij om een opslag voor de
uitvoeringskosten en een opslag die eventueel nodig is voor het financieren
van een voorwaardelijk overeengekomen toeslagverlening. Het
spreekt voor zich dat voor die financiering ook het rendement op de technische
voorzieningen en het vereist eigen vermogen kan worden aangewend,
evenals eventueel aanwezig eigen vermogen boven het vereist
eigen vermogen.
Het werken met een op marktwaardering gebaseerde disconteringsvoet
betekent dat de premie van een pensioenfonds sterk gaat fluctueren als de
marktrente ook sterk fluctueert. Dat wordt algemeen als een onwenselijke
situatie gezien voor de premiebetalers. Om dit probleem het hoofd te
bieden kunnen pensioenfondsen trachten een hoger dan vereist eigen
vermogen te creëren. Daardoor is er een extra buffer ontstaan om te voorkomen
dat schommelingen in het premieverloop nodig zijn.
Daarnaast wordt het op grond van deze wet voor pensioenfondsen
mogelijk de premies te dempen. Dit houdt in dat op de lange termijn de
premie gemiddeld nog steeds op kostendekkend niveau ligt, maar op
korte termijn mag worden afgeweken van dat kostendekkend niveau om
pieken en dalen in het premieverloop af te vlakken. In een algemene maatregel
van bestuur worden hiertoe regels gesteld op grond waarvan
pensioenfondsen bij het vaststellen van de premie met een andere disconteringsvoet
mogen werken dan de op marktwaardering gebaseerde
disconteringsvoet die gebruikt wordt bij de vaststelling van de technische
voorzieningen. Dat betekent dat gewerkt kan worden met een disconteringsvoet
die volgt uit het over het verleden voortschrijdend gemiddelde
van de op marktwaardering gebaseerde disconteringsvoeten, of een
disconteringsvoet gebaseerd op toekomstige disconteringsvoeten op
basis van te verwachten marktwaardering (zie nota Uitwerking FTK, punt
17).
Overigens mogen pensioenfondsen naast premiedemping in de
uitvoeringsovereenkomst afspraken maken over het maximeren van
premiestijgingen. Het is mogelijk dat de stijging van de premie, ondanks
demping, toch nog een bepaalde vooraf afgesproken stijging overschrijdt.
In dat geval moet in de actuariële en bedrijfstechnische nota zijn aangegeven
welke sturingsmiddelen het pensioenfondsbestuur heeft en moet
inzetten om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen te voldoen ten
aanzien van het eigen vermogen.
Tevens is in deze wet bepaald onder welke condities vermogen aan
de werkgever mag worden teruggestort of korting op de kostendekkende
premie mag worden gegeven. Terugstorting of korting op de kostendekkende
premie mag alleen indien voldaan wordt aan de vereisten ten
aanzien van de technische voorzieningen, het eigen vermogen en de
genoemde eis van consistentie tussen financiering en de ambitie inzake
toeslagverlening. Het gaat er om dat een overeengekomen voorwaardelijke
toeslagverlening voor de langere termijn in overeenstemming met de
mate van voorwaardelijkheid moet zijn veiliggesteld, voordat geld mag
worden teruggestort of de premie mag worden gekort. Pensioenfondsen
met een voorwaardelijke toeslagverlening moeten terughoudend zijn met
premiekorting of terugstorting. Indien onderdeel van de ambitie is om een
eventueel niet of niet volledige toeslagverlening later in te halen, kan
terugstorting of premiekorting niet gegeven worden zolang de eerder
gemiste toeslagverlening nog niet is ingehaald. Uitgangspunt bij dit alles
moet zijn dat het pensioenfonds op basis van een zorgvuldige belangenafweging
handelt.
Overigens worden pensioenfondsen verplicht in de jaarrekening en het
jaarverslag zowel het niveau van de kostendekkende premie te melden,
het niveau van de gedempte premie als het niveau van de feitelijke premie
(dat wil zeggen inclusief de premiekorting) weer te geven.
|