Par. 5.7.2 Memorie van Toelichting
Benoeming werknemersleden in bestuur ondernemingspensioenfondsen
In de praktijk loopt de wijze waarop de werknemersvertegenwoordigers in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds benoemd worden uiteen. Zo zijn er statuten en reglementen op grond waarvan het benoemingsrecht toekomt aan de deelnemers, aan de deelnemersraad, aan de ondernemingsraad of aan de werkgever.

De regering is van mening dat aan de belangenbehartiging van de werknemers het meeste recht wordt gedaan als de benoeming van de werknemersleden in het bestuur van het ondernemingspensioenfonds plaatsvindt door de deelnemers in het pensioenfonds. Een procedure waarbij de werkgever zelf de werknemersleden in het bestuur van het ondernemingspensioenfonds benoemt zonder de OR of de werknemers daarbij te betrekken, kan de belangen van de werknemers schaden, omdat deze werknemersbestuursleden vanuit het belang van de werkgever zijn aangesteld en niet vanuit hun eigen achterban. De positie van de werknemers in het bestuur is dan zwak te noemen. Deze wet legt – in lijn met het SER-advies – vast op welke wijze de werknemersleden in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds benoemd kunnen worden. De regering wil de positie van werknemers in het bestuur van ondernemingspensioenfondsen versterken en duidelijkheid creëren over de toegestane wijze waarop de samenstelling van de werknemersvertegenwoordigers in het bestuur van ondernemingspensioenfondsen tot stand komt. Daartoe bepaalt deze wet dat de benoeming van werknemersvertegenwoordigers in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds op vier manieren kan plaatsvinden. Deze regels voor de benoeming van werknemersvertegenwoordigers hebben alleen betrekking op de benoeming van deelnemers, niet op de eventuele benoeming van bijvoorbeeld gepensioneerden of gewezen deelnemers in het bestuur.

De vier toegestane benoemingsprocedures voor werknemersbestuursleden zijn:
1.na verkiezingen door en uit de deelnemers, of
2.op voordracht van de vertegenwoordigers van de werknemersgeleding van de deelnemersraad van het pensioenfonds, of
3.op voordracht van de ondernemingsraad, of
4.op een andere wijze, mits de ondernemingsraad hiermee instemt.
Deze vier toegestane mogelijkheden waarborgen dat de werknemersvertegenwoordiging in het bestuur daadwerkelijk hun achterban vertegenwoordigt.

De vierde optie – met een beslissende rol voor de ondernemingsraad – creëert voldoende mogelijkheden om een benoemingsprocedure te kiezen die het beste past bij de desbetreffende onderneming of groep en het daaraan verbonden ondernemingspensioenfonds. Met instemming van de ondernemingsraad kunnen dan bijvoorbeeld vertegenwoordigers van werknemersorganisaties één of meer zetels bezetten van de werknemersvertegenwoordiging in het bestuur van het pensioenfonds. De vierde optie biedt ook de mogelijkheid om alle leden van de deelnemersraad (actieve deelnemers én pensioengerechtigden) hun stem te laten uitbrengen op werknemersbestuursleden indien een ondernemingspensioenfonds, of de partijen betrokken bij de totstandkoming van de pensioenregeling, van mening zijn dat aanwijzing door alleen de werknemersleden van de deelnemersraad onvoldoende recht doet aan de belangen van de in de deelnemersraad vertegenwoordigde pensioengerechtigden. De instemming van de ondernemingsraad is de waarborg dat de actieve werknemers achter de gekozen wijze van benoemen staan.

Een eenmaal gekozen benoemingsprocedure kan nadien gewijzigd worden. Daarvoor kan bijvoorbeeld aanleiding zijn indien de ondernemingsraad niet langer kan instemmen met een procedure die via de vierde optie tot stand is gekomen. In een dergelijke situatie ligt het in de rede dat de ondernemingsraad in overleg met de werkgever treedt over een nieuwe benoemingsprocedure.

In geval van nieuw op te richten ondernemingspensioenfondsen ligt het initiatief om een keuze te maken voor één van de vier benoemingsmogelijkheden bij de partijen die betrokken zijn bij de totstandkoming van de pensioenregeling: de werkgever en de ondernemingsraad dan wel de betrokken vakbonden.

Deze wet schrijft niet voor wie de leden van het bestuur formeel benoemt. Het is aan pensioenfondsen om in statuten of reglementen vast te leggen hoe en door wie de benoeming van de leden van het bestuur plaatsvindt.

Tijdens de behandeling van een vorig wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op ondernemingraden en titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 24 615, 1996/97, nr. 27) is door de heer heer Middel van de PvdA een amendement ingediend tot wijziging van artikel 6 van de PSW. Die wijziging had betrekking op de betrokkenheid van de ondernemingsraad bij de benoeming van leden van het bestuur van pensioenfondsen. De toenmalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer bij brief van 14 mei 1997 toegezegd om dit amendement te betrekken bij de discussie over de toekomst van de medezeggenschap bij pensioenfondsen (Kamerstukken II 1996/97, 24 625, nr. 29). Met de hiervoor beschreven vier mogelijkheden voor benoeming van de leden van het bestuur van ondernemingspensioenfondsen wordt in deze wet expliciet de mogelijkheid opgenomen van betrokkenheid van de ondernemingsraad of de deelnemersraad bij de samenstelling van het bestuur van het ondernemingspensioenfonds.

« terug