Par. 3.2.3. Memorie van Toelichting
Aanscherping voorlichtingsvoorschrift in het Burgerlijk Wetboek over al dan niet doen van een aanbod tot het sluiten pensioenovereenkomst, en het vermoeden van pensioenovereenkomst
Aanscherping voorlichtingsvoorschrift in het Burgerlijk Wetboek over al dan niet doen van een aanbod tot het sluiten pensioenovereenkomst, en het vermoeden van pensioenovereenkomst Sinds 1 januari 1994 bevat het BW de verplichting voor de werkgever om van de essentiėle onderdelen van de arbeidsovereenkomst (functie van werknemer, loon, opzegtermijnen etc.) schriftelijk opgave te doen aan de werknemer binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden. In de opsomming van schriftelijk te bevestigen gegevens is ook genoemd «of de werknemer gaat deelnemen aan een pensioenregeling» (artikel 7:655, eerste lid, onderdeel i BW). Niet helemaal duidelijk is of op grond hiervan een werkgever een werknemer ook moet melden dat hij niet in de regeling gaat deelnemen. De regering wenst dit te verhelderen. Het dient voor nieuwe werknemers duidelijk te zijn of men al dan niet een aanbod krijgt tot het sluiten van een pensioenovereenkomst. Met deze wet zal de betreffende bepaling aangescherpt worden. In deze wet is opgenomen dat een werkgever de werknemer binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk moet informeren «of de werknemer een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst wordt gedaan of niet en zo ja op welke termijn het aanbod wordt gedaan». Tevens dient de werkgever die voornoemd aanbod doet, aan te geven bij welke pensioenuitvoerder hij de pensioenovereenkomst onderbrengt. Indien de werknemer wel onder een pensioenregeling valt, maar (nog) geen pensioenaanspraken verwerft (bijvoorbeeld omdat hij de wachttijd nog niet doorlopen heeft, of met zijn inkomen beneden de franchise blijft) dient de werkgever aan te geven aan welke voorwaarden voldaan moet worden om de verwerving van pensioenaanspraken te laten beginnen, en welke diensttijd in het kader van de pensioenovereenkomst relevant is. Door deze bepaling in deze wet op te nemen geldt deze bepaling ook voor ambtenaren. Overigens zal in de meeste gevallen al ruim voordat de eerste werkmaand verstreken is de arbeidsovereenkomst (inclusief de afspraak over pensioen) schriftelijk zijn vastgelegd, en heeft de werkgever daarmee voldaan aan het hier bedoelde voorschrift. Indien de werkgever een werknemer niet binnen de gestelde termijn informeert over het al dan niet doen van een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst, geldt dat er een vermoeden tot het hebben gedaan van een aanbod ontstaat wanneer deze werknemer behoort tot een groep van personen aan wie de werkgever een aanbod tot een pensioenovereenkomst heeft gedaan. Dit sluit aan bij artikel 2, tweede lid, van de PSW waar het vermoeden geformuleerd is.

In deze wet zijn geen voorlichtingsvoorschriften opgenomen voor de fase die aan het sluiten van een arbeidsovereenkomst, c.q. een pensioenovereenkomst, vooraf gaat. Ook het arbeidsrecht legt partijen in de sollicitatiefase geen informatieverplichtingen op. Dat neemt niet weg dat het gebruikelijk is dat partijen elkaar in die fase over en weer relevante en juiste informatie verschaffen, en dat de aspirant werknemer derhalve altijd om informatie over de pensioenregeling kan vragen. Ook gelet op het streven naar beheersing van administratieve lasten ligt het niet in de rede informatieverplichtingen in de sollicitatiefase te creėren.

« terug