Alternatief model voor de uitvoering van pensioenregelingen
Op 29 oktober 2004 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
de Stichting van de Arbeid advies gevraagd over een alternatief
uitvoeringsmodel voor pensioenregelingen. In de bij de adviesaanvrage
gevoegde notitie «Een verkenning van een nieuw model voor de uitvoering
van pensioenregelingen» wordt op hoofdlijnen een alternatief model
geschetst voor de uitvoering van pensioenovereenkomsten. Het model
beoogt een oplossing te bieden voor het hybride karakter van de pensioenfondsen
door kenmerken van collectieve solidariteit enerzijds en
marktgericht opereren anderzijds, helder te scheiden. De kernvraag is of
het mogelijk en verstandig is om het uitvoeringsmodel van pensioenregelingen
om te bouwen tot een «opdrachtgever-/opdrachtnemermodel»
om zo de collectieve en solidaire kenmerken van de pensioenregeling te
behouden en de uitvoering over te laten aan de markt.
Op 18 maart 2005 heeft de Stichting van de Arbeid een afwijzend advies
uitgebracht. De Stichting van de Arbeid komt hierin tot de slotsom dat nut
en noodzaak van het verkende alternatieve uitvoeringsmodel voor Nederlandse
pensioenregelingen onvoldoende zijn aangetoond. De vraag naar
de oplossing van het «probleem» is dan ook naar de mening van de Stichting
van de Arbeid vooralsnog niet opportuun. De Stichting dringt er bij
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op aan vooralsnog
geen vervolg aan de verkenning te geven en zeker niet op overhaaste
wijze het alternatieve uitvoeringsmodel in het wetsvoorstel Pensioenwet
een plaats te geven als enig toegestaan model. Dit zou in de ogen van de
Stichting van de Arbeid haaks staan op de zorgvuldige wijze waarop tot
op heden dit wetsvoorstel is voorbereid.
Voorts bestaat de mogelijkheid dat pensioensinstellingen in de zin van
richtlijn 2003/41/EG, die conform buitenlands recht zijn opgericht, zich in
Nederland vestigen. Het kabinet wil bezien welke implicaties dit heeft voor
het Nederlandse pensioenstelsel en of de mogelijkheid gecreëerd kan
worden om dergelijke instellingen ook naar Nederlands recht op te
richten.
Het kabinet is voornemens om – mede gehoord de discussie naar aanleiding
van de adviesaanvraag en de Europese ontwikkelingen – een nadere
analyse te doen naar een alternatief voor het huidige uitvoeringsmodel,
zoals dat ook in dit wetsvoorstel is vormgegeven. Het kabinet zal het
parlement informeren over de uitkomsten van deze nadere analyse en de
consequenties hiervan voor dit onderhavige wetsvoorstel.
Pension fund governance
Bij brief van 21 september 2004 heeft het kabinet de Stichting van de
Arbeid het onderzoeksrapport «Pension Fund Governance, eenheid in
verscheidenheid» aangeboden met het verzoek te laten weten welke
aanpak en planning de Stichting, na overleg met het Coördinatieorgaan
Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), voor ogen staat voor de
implementatie van pension fund governance. Inmiddels heeft het
pensioenveld één en ander uitgewerkt in enkele breed gedragen principes.
Tot op heden kunnen niet alle organisaties kunnen zich hier in
vinden. Eveneens relevant in dit verband is de recente tussenevaluatie
van het medezeggenschapsconvenant. Daaruit is gebleken dat minder dan
het afgesproken aantal pensioenfondsen de medezeggenschap voor
gepensioneerden had georganiseerd conform de convenantafspraken. Het
kabinet beraadt zich nader hoe met deze situatie om te gaan en zal zo
mogelijk nog tijdens de behandeling van de pensioenwet bij nota van
wijziging aangeven hoe dit punt zal worden opgepakt.
Pensioenwet, Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het
financieel toezicht
Met deze wet, maar ook met de nieuwe Wet verplichte beroepspensioenregeling
en de Wet op het financieel toezicht (Kamerstukken II
2004/05, 29 708) wordt het wettelijke kader voor pensioenfondsen en
verzekeraars ingrijpend vernieuwd en verhelderd. Deze verheldering
betreft ook de reikwijdte van deze wetten. Fondsen die het verzekeringsbedrijf
uitoefenen maar waarvan het tot op heden onduidelijk was onder
welke wet ze vallen, zoals het pensioenfonds voor predikanten in de
Protestante kerk in Nederland, krijgen nu duidelijkheid. Deze fondsen
zullen aan de wettelijke eisen moeten voldoen waarbij het niet mogelijk
zal zijn dat er fondsen buiten het toezicht zullen vallen.
|