Art. 204 Pensioenwet
Geheimhoudingsplicht
   1.Het is een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van ingevolge deze wet genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld, verboden van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen die ingevolge deze wet dan wel ingevolge afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn verstrekt of verkregen of van een persoon of instantie als bedoeld in artikel 203, derde lid, onderscheidenlijk 205, eerste lid, zijn ontvangen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitvoering van zijn taak of door deze wet wordt geëist.

   2.In afwijking van het eerste lid kan de toezichthouder met gebruikmaking van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitvoering van zijn taak op grond van deze wet, mededelingen doen, indien deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke personen.

Memorie van Toelichting
Dit artikel is gebaseerd op artikel 1:72 van het wetsvoorstel Wft. De gegevens en inlichtingen die de pensioenuitvoerders, werkgevers en andere betrokken aan de toezichthouder verstrekken, zullen veelal vertrouwelijk van aard zijn en kunnen meestal alleen van die pensioenuitvoerders en werkgevers zelf worden verkregen. Gezien het ingrijpende karakter van de verplichting vertrouwelijke informatie ter beschikking te stellen van de toezichthouder om informatieverstrekking door de onder toezicht staanden te bevorderen, dient gewaarborgd te zijn dat vertrouwelijke gegevens en inlichtingen vertrouwelijk blijven. Daartoe is nodig dat de toezichthouder eenmaal ontvangen, vertrouwelijke informatie geheim houdt.

« terug
Pensioenwet: