Memorie van Toelichting Art. 172 Pensioenwet
Benoeming curator
De mogelijkheid tot het aanstellen van een zogenoemde «stille curator» bij een pensioenfonds door de toezichthouder is thans geregeld in artikel 23l van de PSW. Het is wenselijk om deze mogelijkheid in dit wetsvoorstel te handhaven. Het laten aanstellen van een bewindvoerder door de ondernemingskamer van het Gerechtshof is een procedure die over het algemeen meer tijd in beslag neemt dan het aanstellen van een stille curator. Dit kan in bepaalde situaties afbreuk doen aan de effectiviteit van dit instrument.

Het bestuur van een pensioenfonds blijft na de aanstelling van een stille curator verantwoordelijk voor de uitvoering, maar heeft daarbij wel de toestemming nodig van de curator. Het bestuur is gehouden om opdrachten van de door de toezichthouder aangewezen persoon op te volgen.

De redactie van het eerste lid is gewijzigd: waar nu in artikel 23l, eerste lid, van de PSW is bepaald dat het bestuur toestemming nodig heeft van een door de toezichthouder aangewezen persoon, is in dit artikel bepaald dat alle of bepaalde organen toestemming nodig hebben van de door de toezichthouder aangewezen persoon. Op deze wijze wordt aangesloten bij de redactie van artikel 1:59, eerste lid, van het wetsvoorstel Wft.

Tweede lid
De aanleidingen om een stille curator te benoemen zijn overeenkomstig artikel 1:59, tweede lid, van het wetsvoorstel Wft in het tweede lid van artikel 158 van dit wetsvoorstel geformuleerd. De formulering van onderdeel c is daarbij aangepast op de voor pensioenfondsen toepasselijke situatie. Op basis van artikel 23l, eerste lid, van de PSW is de aanwijzing van de stille curator aan de orde wanneer een aanwijzing binnen de gestelde termijn niet of onvoldoende wordt nageleefd, maar het tweede lid voorziet ook in de mogelijkheid van onverwijld ingrijpen.

Derde lid
De tekst van het derde lid is gebaseerd op artikel 1:59, derde lid, van het wetsvoorstel Wft.

Vijfde en zesde lid
De tekst van het vijfde lid is gebaseerd op artikel 1:59, zesde lid, van het wetsvoorstel Wft.

De tekst van het zesde lid is gebaseerd op artikel 1:59, zevende lid, van het wetsvoorstel Wft en lijkt op artikel 23l, zesde lid, PSW.

Zevende lid
De bezoldiging van de stille curator is voorts verduidelijkt in het zevende lid: in artikel 23l van de PSW is slechts bepaald dat de bezoldiging ten laste van het fonds of de daaraan verbonden onderneming komt. Nu is bepaald dat de kosten in de eerste plaats voor rekening van het pensioenfonds behoren te komen. Wanneer deze aantoont dat deze wegens de financiële omstandigheden de kosten niet zou moeten dragen, komt de werkgever in beeld. (In het geval van een bedrijfstakpensioenfonds zullen de kosten vanzelfsprekend over de verschillende aangesloten werkgevers worden verdeeld en op dezen verhaald.) Pas wanneer ook door de werkgever is aangetoond dat de kosten wegens de financiële omstandigheden van deze niet voor diens rekening zouden moeten komen, zal de toezichthouder zelf de bezoldigingskosten hebben te betalen.

« terug