De mogelijkheid tot het aanstellen van een zogenoemde «stille curator»
bij een pensioenfonds door de toezichthouder is thans geregeld in artikel
23l van de PSW. Het is wenselijk om deze mogelijkheid in dit wetsvoorstel
te handhaven. Het laten aanstellen van een bewindvoerder door de
ondernemingskamer van het Gerechtshof is een procedure die over het
algemeen meer tijd in beslag neemt dan het aanstellen van een stille
curator. Dit kan in bepaalde situaties afbreuk doen aan de effectiviteit van
dit instrument.
Het bestuur van een pensioenfonds blijft na de aanstelling van een stille
curator verantwoordelijk voor de uitvoering, maar heeft daarbij wel de
toestemming nodig van de curator. Het bestuur is gehouden om
opdrachten van de door de toezichthouder aangewezen persoon op te
volgen.
De redactie van het eerste lid is gewijzigd: waar nu in artikel 23l, eerste lid,
van de PSW is bepaald dat het bestuur toestemming nodig heeft van een
door de toezichthouder aangewezen persoon, is in dit artikel bepaald dat
alle of bepaalde organen toestemming nodig hebben van de door de
toezichthouder aangewezen persoon. Op deze wijze wordt aangesloten bij
de redactie van artikel 1:59, eerste lid, van het wetsvoorstel Wft.
Tweede lid
De aanleidingen om een stille curator te benoemen zijn overeenkomstig
artikel 1:59, tweede lid, van het wetsvoorstel Wft in het tweede lid van
artikel 158 van dit wetsvoorstel geformuleerd. De formulering van onderdeel
c is daarbij aangepast op de voor pensioenfondsen toepasselijke
situatie. Op basis van artikel 23l, eerste lid, van de PSW is de aanwijzing
van de stille curator aan de orde wanneer een aanwijzing binnen de
gestelde termijn niet of onvoldoende wordt nageleefd, maar het tweede
lid voorziet ook in de mogelijkheid van onverwijld ingrijpen.
Derde lid
De tekst van het derde lid is gebaseerd op artikel 1:59, derde lid, van het
wetsvoorstel Wft.
Vijfde en zesde lid
De tekst van het vijfde lid is gebaseerd op artikel 1:59, zesde lid, van het
wetsvoorstel Wft.
De tekst van het zesde lid is gebaseerd op artikel 1:59, zevende lid, van het
wetsvoorstel Wft en lijkt op artikel 23l, zesde lid, PSW.
Zevende lid
De bezoldiging van de stille curator is voorts verduidelijkt in het zevende
lid: in artikel 23l van de PSW is slechts bepaald dat de bezoldiging ten
laste van het fonds of de daaraan verbonden onderneming komt. Nu is
bepaald dat de kosten in de eerste plaats voor rekening van het pensioenfonds
behoren te komen. Wanneer deze aantoont dat deze wegens de
financiële omstandigheden de kosten niet zou moeten dragen, komt de
werkgever in beeld. (In het geval van een bedrijfstakpensioenfonds zullen
de kosten vanzelfsprekend over de verschillende aangesloten werkgevers
worden verdeeld en op dezen verhaald.) Pas wanneer ook door de werkgever
is aangetoond dat de kosten wegens de financiële omstandigheden
van deze niet voor diens rekening zouden moeten komen, zal de toezichthouder
zelf de bezoldigingskosten hebben te betalen.
|