Art. 150 Pensioenwet
Overdracht, herverzekering of onderbrenging bij eindigen pensioenregeling
   Wanneer een pensioenregeling eindigt tijdens de periode waarin een kortetermijnherstelplan van kracht is:

      a. stelt het pensioenfonds de toezichthouder hiervan op de hoogte;
      b. gaat het pensioenfonds binnen een door de toezichthouder te stellen termijn over tot het herverzekeren bij een verzekeraar, overdragen aan een verzekeraar of onderbrengen bij een pensioenfonds van de pensioenverplichtingen op basis van een procedure welke ter kennis en instemming van de toezichthouder wordt gebracht; en
      c. stelt het pensioenfonds een algemeen overzicht van de procedure, bedoeld in onderdeel b, beschikbaar voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden of de vertegenwoordigers van de genoemde personen in overeenstemming met het vertrouwelijkheidbeginsel.

Memorie van Toelichting
Dit artikel is gebaseerd op artikel 9aa, derde en vierde lid, van de PSW zoals dat is geformuleerd in het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijn 2003/41/EG (Kamerstukken II 2004/05, 30 104, nr. 2) waarmee artikel 16, tweede lid, onderdeel c, van de richtlijn 2003/41/EG zal worden geïmplementeerd.

Dit artikel ziet op de situatie dat de pensioenregeling beëindigd wordt én er niet voldaan wordt aan de eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.

Van beëindiging van de pensioenregeling zal sprake zijn wanneer geen verdere opbouw in het kader van de pensioenregeling plaatsvindt. Dit kan bijvoorbeeld spelen wanneer de werkgever failliet is gegaan. Op grond van artikel 16, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn 2003/41/EG geldt dat een procedure wordt vastgesteld om de op de beëindigde pensioenregeling betrekking hebbende activa en passiva aan een ander pensioenfonds, beroepspensioenfonds of verzekeraar over te dragen. Met de nu in onderdeel b opgenomen tekst wordt dit ingevuld door de verplichting tot overdracht of herverzekering van het pensioenfonds of onderbrenging bij een ander pensioenfonds. De richtlijn verbindt hier geen termijn aan, daarom is gekozen voor een door de toezichthouder te stellen termijn.

Onderdeel c is gebaseerd op artikel 9aa, vierde lid, van de PSW zoals dat is geformuleerd in het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijn 2003/ 41/EG (Kamerstukken II 2004/05, 30 104, nr. 2).

« terug