Art. 132 Pensioenwet
Vereist eigen vermogen
   1.Een pensioenfonds beschikt over een vereist eigen vermogen.

   2.Een pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 971/2 procent wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen.

   3.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld inzake de berekening en de samenstelling van het vereist eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid, en het bepaalde in het tweede lid.

Memorie van Toelichting
De eis inzake het vereist eigen vermogen is nieuw en is gebaseerd op onderdeel 27 van de nota Hoofdlijnen FTK.

Eerste lid
Het vereist eigen vermogen wordt zodanig vastgesteld dat met betrekking tot de pensioenverplichtingen uit hoofde van de pensioenovereenkomst de kans op een tekort aan middelen in relatie tot de technische voorzieningen gedurende een jaar kleiner is dan 21.2 procent, waardoor met zekerheid van 971.2 procent wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de technische voorzieningen.

Tweede lid
Ook een pensioenfonds dat grensoverschrijdende activiteiten verricht, dat wil zeggen: bijdragen ontvangt van een in een andere lidstaat gevestigde bijdragende onderneming, moet voldoen aan de eisen in het eerste lid.

Omdat richtlijn 2003/41/EG (artikel 16) echter speciale aandacht besteedt aan de dekking van de technische voorzieningen in een dergelijk geval, is in het tweede lid de formulering van de richtlijntekst overgenomen. Met het woord 'bijdrage' worden alle vormen van bijdragen en premies, structureel en incidenteel bedoeld.

Derde lid
In een algemene maatregel van bestuur wordt nader bepaald hoe de toezichthouder toetst of pensioenfondsen voldoen aan de in het eerste lid of het tweede lid gestelde eisen. Ten aanzien van het eerste lid zal worden bepaald dat de toezichthouder gaat werken met een standaardmodel. De belangrijkste parameters van dit standaardmodel zullen in de algemene maatregel van bestuur worden vastgelegd. De in eerste en tweede lid opgenomen normen zijn evenwel een onveranderlijk gegeven.

Wanneer een pensioenfonds aan de in het eerste en derde lid omschreven normen en toetsen voldoet, is sprake van een zogenaamde 'evenwichtssituatie'. Zoals in onderdeel 22 van nota Hoofdlijnen FTK is aangegeven betekent dit op dit moment voor een standaardpensioenfonds een vereist eigen vermogen van 30% van de technische voorzieningen of, anders uitgedrukt, een vereiste dekkingsgraad van niet meer dan 130%. Voor een niet-standaardpensioenfonds kan de eis van 971.2 procent leiden tot een andere vereiste dekkingsgraad. Uiteraard staat het een pensioenfonds vrij om zelf te kiezen voor een hogere dekking dan de minimaal vereiste dekking.

« terug