|
|
|
Eerste lid
Dit artikel geeft de pensioenuitvoerder onder omstandigheden de
bevoegdheid om een collectieve waardeoverdracht uit te voeren, zonder
dat er sprake is van een wisseling van werkgever. In de PSW voorziet
artikel 32ba hierin.
Onderdeel a ziet op de situatie dat de werkgever een uitvoeringsovereenkomst
sluit met een andere pensioenuitvoerder. Daarbij kan sprake zijn
van een nieuwe pensioenovereenkomst welke gesloten wordt met de
werknemers, maar het is ook mogelijk dat de pensioenovereenkomsten
niet wijzigen, maar alleen de pensioenuitvoerder verandert. De overdracht
kan betrekking hebben op alle pensioenaanspraken en pensioenrechten,
maar het is ook mogelijk dat wordt afgesproken dat de waarde van de
ingegane pensioenen, dus de pensioenrechten, niet wordt overgedragen.
Het kan ook om een deel van de werknemers gaan. Dit hangt af van de
afspraken die daarover zijn gemaakt. In dat geval is het niet noodzakelijk
pensioengerechtigden te informeren. In het algemeen deel van de toelichting
zijn deze situaties omschreven als situatie 13 en 15.
Onderdeel b ziet op de situatie dat de werkgever wordt overgenomen
door een andere onderneming. Deze overnemende onderneming is op
grond van artikel 8 gehouden om de pensioenregeling voort te zetten. De
overnemende werkgever kan daarvoor afhankelijk van de omstandigheden
dezelfde of een andere pensioenuitvoerder kiezen. In het algemeen
deel van deze toelichting zijn deze situaties omschreven als situatie 11 en
12.
Onderdeel c betreft de situatie dat er een nieuwe pensioenregeling komt
en in verband daarmee de pensioenovereenkomsten met alle of een deel
van de werknemers worden gewijzigd en de opgebouwde waarde van die
aanspraken in lijn daarmee op een andere manier wordt aangewend
doordat ze in de nieuwe pensioenregeling worden ingebracht. In het algemeen
deel van deze toelichting is deze situatie omschreven als situatie 14.
Anders dan in artikel 32ba van de PSW wordt niet langer geëist dat de
bevoegdheid van de pensioenuitvoerder om waarde over te dragen opgenomen
moet zijn in statuten en reglementen respectievelijk de
verzekeringsovereenkomst.
Tweede lid, onderdeel a
Op grond van de PSW was ook bij collectieve waardeoverdracht instemming
van de rechthebbende vereist. Dit hield in de praktijk niet in dat
iedere individuele werknemer uitdrukkelijk schriftelijk toestemming moest
verlenen voor deze overdracht. De toestemming werd geacht te zijn
gegeven als de werknemer binnen een redelijke termijn geen bezwaar
maakt tegen de pensioenoverdracht. Hierbij werd er vanuit gegaan dat de
werknemer geïnformeerd werd. Deze gang van zaken is nu uitdrukkelijk in
dit onderdeel geregeld. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat uiteraard
alleen degenen wiens pensioenaanspraken of pensioenrechten
betrokken zijn bij de waardeoverdracht geïnformeerd hoeven te worden.
Wanneer de waarde van ingegane pensioenen niet wordt overgedragen,
hoeven de pensioengerechtigden niet geïnformeerd te worden.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de weigering van één of enkele
deelnemers niet de hele overdracht kan blokkeren, maar uitsluitend de
waardeoverdracht met betrekking tot hun pensioenaanspraken of
-rechten. Er is overigens niet voor gekozen om in de wet een termijn op te
nemen welke de betrokkenen gegund moet worden om te reageren.
Pensioenuitvoerders moeten in staat geacht worden zelf hiervoor,
gegeven de omstandigheden, een redelijke termijn te bepalen.
De informatieplicht van onderdeel a ziet niet op de huidige partners van
deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Zij worden door
hun eigen partner geïnformeerd hetgeen niet bezwaarlijk is omdat zij
weliswaar begunstigde zijn, maar zij, anders dan de gewezen partners,
geen zelfstandige aanspraak hebben.
Tweede lid, onderdeel b
In dit onderdeel zijn de eisen van sekseneutraliteit en collectieve actuariële
gelijkwaardigheid geformuleerd. In artikel 32ba PSW zijn die eisen opgenomen
in het eerste lid, onderdeel d en e.
Tweede lid, onderdeel c
De tekst van dit onderdeel is gebaseerd op artikel 32ba, eerste lid, onderdeel
g, van de PSW. De meldingsplicht is hier in afwijking van de Regelen
PSW uitgebreid tot verzekeraars. Het is wenselijk dat de toezichthouder
over collectieve waardeoverdrachten wordt geïnformeerd omdat daarbij
niet alleen de positie van de overdragende pensioenuitvoerder maar ook
die van de ontvangende pensioenuitvoerder in het geding kan zijn.
Derde lid
De eisen van het tweede lid, onderdeel b zijn opgenomen in artikel 32ba,
eerste lid, onderdelen d en e. Deze zijn nieuw ingevoegd bij de wet van
21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet
en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen
in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van
mannen en vrouwen, Stb. 2000, 625). Daarbij werd in het overgangsrecht
bepaald dat de betreffende onderdelen alleen van toepassing zijn op
pensioenaanspraken die vanaf de inwerkingtreding van de betreffende
onderdelen worden opgebouwd. Op pensioenaanspraken die voor de
inwerkingtreding van de betreffende onderdelen zijn opgebouwd moest
artikel 32a, eerste lid, onderdeel f, van de PSW worden toegepast, tenzij
het pensioenfonds in haar statuten of reglementen uitdrukkelijk artikel
32ba, eerste lid, onderdelen d en e, van toepassing had verklaard. Deze
overgangsbepaling is hier ook weer opgenomen.
Voor wat betreft uitkeringsregelingen, die in deze wet worden
aangeduid met het begrip uitkeringsovereenkomsten lag deze inwerkingtreding
op 1 januari 2002 en voor premieregelingen, die in deze wet
worden aangeduid als premieovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten
op 1 januari 2005. Met betrekking tot streefregelingen is destijds
een uitzondering gemaakt, voor deze regelingen traden de bepalingen net
als voor de premieovereenkomsten op 1 januari 2005 in werking. Tevens
was daarbij bepaald dat de bepalingen alleen gevolgen hebben voor
premievrije opbouw van pensioenaanspraken indien het recht op die
premievrije voortzetting na de inwerkingtreding van de betreffende bepalingen
is ontstaan.
|
|
|